RN 2013/13
Vennootschapsbelasting. Is de bedrijfsfusiefaciliteit van toepassing bij inbreng in dochtervennootschap gevolgd door reeds voorgenomen doorinbreng in kleindochtermaatschappij waarbij de eerder ingebrachte onroerende zaak in de dochtervennootschap achterblijft?
HR 30-11-2012, ECLI:NL:PHR:2012:BV7390
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 november 2012
- Magistraten
Mrs. J.A.C.A. Overgaauw, P. Lourens, C.B. Bavinck, P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra
- Zaaknummer
11/00167
- Conclusie
A-G mr. R.E.C.M. Niessen
- LJN
BV7390
- JCDI
JCDI:ADS912858:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fusie en splitsing
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑11‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BV7390, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑11‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BV7390, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2012
- Wetingang
Wet VPB 1969 art. 14
Essentie
Vennootschapsbelasting. Bedrijfsfusie.
Is de bedrijfsfusiefaciliteit van toepassing bij inbreng in dochtervennootschap gevolgd door reeds voorgenomen doorinbreng in kleindochtermaatschappij waarbij de eerder ingebrachte onroerende zaak in de dochtervennootschap achterblijft?
Samenvatting
Op 27 november 2003 heeft belanghebbende Holding BV opgericht. De in belanghebbende gedreven onderneming, een makelaardij, is inclusief het bedrijfspand op 27 november 2003 ingebracht in Holding BV tegen uitreiking van aandelen. Eveneens op 27 november 2003 heeft Holding BV Makelaardij BV opgericht. Tegen uitreiking van aandelen heeft Holding BV in Makelaardij BV de onderneming, exclusief het bedrijfspand, ingebracht. Met ingang van 1 januari 2004 is tussen belanghebbende, Holding ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.