Einde inhoudsopgave
Gedragsregels advocatuur 2018
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 14-02-2018
- Bronpublicatie:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-02-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
Wellicht was bij het opstellen van de Gedragsregels 1992 nog ruimte voor twijfel over de aard van de rechtsbetrekking tussen advocaat en cliënt. Tegenwoordig wordt algemeen aanvaard dat tussen de advocaat en diens cliënt een overeenkomst van opdracht als bedoeld in Titel 7 van Boek 7 BW tot stand komt.
De advocaat is in de uitoefening van zijn maatschappelijke rol van rechtshulpverlener dus tevens opdrachtnemer in civielrechtelijke zin. Dit uitgangspunt is sinds 2013 ook uitdrukkelijk erkend in inmiddels vaste tuchtrechtspraak. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, maar houdt bij zijn beoordeling rekening met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waarvoor hij kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 20 september 2013, nr. 6747, ECLI:NL:TAHVD:2013:260).
Omgekeerd heeft de cliënt als opdrachtgever dus ook te maken met een opdrachtnemer wiens werkzaamheden zijn ingebed in een publiekrechtelijk kader met onder meer kernwaarden en die dient te handelen met inachtneming van de professionele standaard. Het hof van discipline heeft niet met zoveel woorden omschreven wat tot die professionele standaard behoort, maar wijst erop dat het werk van de advocaat dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Langs die weg beïnvloeden de gedragsregels de wijze waarop de overeenkomst van opdracht moet worden uitgevoerd. Artikel 7:400, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, biedt daartoe ook in civielrechtelijke zin de ruimte, door te bepalen dat van de wettelijke bepalingen wordt afgeweken door hetgeen voortvloeit uit de wet, de inhoud of aard van de overeenkomst van opdracht of van een andere rechtshandeling, of de gewoonte.
Deels sluiten de gedragsregels aan bij de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek, deels geven zij een specificatie of verbijzondering van die wettelijke bepalingen. In de voorgestelde reeks gedragsregels gaat het achtereenvolgens om:
- •
de vereiste zorgvuldigheid en het beginsel van de persoonlijke uitvoering van de opdracht (vgl. art. 7:401 en art. 7:404 BW);
- •
de informatieplicht jegens de cliënt/opdrachtgever (vgl. art. 7:403 lid 1 BW);
- •
het zijn van dominus litis en het neerleggen van de opdracht bij onoverbrugbaar verschil van inzicht (vgl. art. 7:402 en art. 7:408 lid 2 BW);
- •
het recht op een beloning en het vereiste van de redelijkheid daarvan (vgl. art. 7:405 BW);
- •
het doen van rekening en verantwoording van onder meer verschotten (vgl. art. 7:403 lid 2 en art. 7:406 lid 2 BW).
Met persoonlijke uitvoering wordt niet beoogd, binnen de grenzen van het Burgerlijk Wetboek, de mogelijkheid van inschakeling van personeel, geautomatiseerde systemen, robots, enzovoort, te beperken. Daarvoor zal echter wel overleg met de cliënt nodig zijn. Dit geldt ook als de advocaat gebruikmaakt van een zogenaamde ‘flexibele schil’. Dit zijn advocaten die niet op vaste basis zijn betrokken bij het advocatenkantoor, maar op flexibele basis worden ingeschakeld. In dat geval moet hierover worden overlegd met de cliënt, zodat duidelijk is met wie de cliënt een overeenkomst van opdracht aangaat en tevens wie de werkzaamheden verricht en waar de cliënt kan reclameren bij een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenis.
Een advocaat staat niet alleen in voor de kwaliteit van het door hem ingeschakelde personeel (of andere advocaten die onder zijn eindverantwoordelijkheid aan een zaak werken); op grond van de kernwaarde deskundigheid is hij gehouden om ook zelf zijn cliënt met een adequaat kennisniveau ter zijde te staan. Omdat het beroep van advocaat meer vergt dan alleen juridische deskundigheid, dient de bekwaamheid van de advocaat in brede zin te worden onderhouden. De advocaat is zelf verantwoordelijk voor het vereiste kwaliteitsniveau, dat hij op peil kan houden door bijvoorbeeld de deelname aan intervisie of peerreview.
In het tweede lid en derde lid is opgenomen dat de advocaat tegenover zijn cliënt voor de uitvoering van de opdrachten verantwoordelijk blijft, ook als een andere advocaat of een hulppersoon wordt ingeschakeld. Deze bepaling gaat ervan uit dat de behandelend advocaat zelfstandig de hulp inroept van een hulppersoon of een andere advocaat, zonder tussenkomst van de cliënt. Uiteraard kent de hulppersoon of de andere advocaat een eigen — zelfstandige — verantwoordelijkheid. Voorkomen moet echter worden dat de cliënt — bij een toerekenbare tekortkoming — van het spreekwoordelijke kastje naar de muur wordt gestuurd. Dit laat onverlet dat het ook de cliënt zelf kan zijn die de hulppersoon of een andere advocaat inschakelt of dat over die verantwoordelijkheid voorafgaand aan de inschakeling met de cliënt afspraken worden gemaakt.