Rb. Maastricht, 02-11-2011, nr. 148373 / HA ZA 10-194
ECLI:NL:RBMAA:2011:BW8402
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
02-11-2011
- Zaaknummer
148373 / HA ZA 10-194
- LJN
BW8402
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2011:BW8402, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 02‑11‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2014:670
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2012/231
Uitspraak 02‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 3:83 lid 2 BW (ongeldige) verpanding vordering beschikkingsonbevoegdheid
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
zaaknummer/rolnummer: 148373 / HA ZA 10-194
Vonnis van 2 november 2011
in de zaak van
de coöperatieve vereniging met uitsluiting van aansprakelijkheid
RABOBANK CENTRAAL ZUID-LIMBURG U.A.,
mede gevestigd en kantoorhoudende te Nuth,
eiseres,
advocaat mr. J.T.J. Gorissen te Heerlen,
tegen
[Gedaagde Q.Q.]
in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van de besloten vennootschappen:
a. [BV1]];
b. [[BV2]],
kantoorhoudende te [woonplaats],
advocaat mr. B.W.A. Muurmans te Maastricht.
Partijen zullen hierna de Rabobank en de curator genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure tot 16 juni 2011 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. De comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 5 november 2010. Verwezen wordt naar het proces-verbaal.
1.2.
Partijen hebben vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1.
De Rabobank vordert samengevat - bij vonnis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat de Rabobank een rechtsgeldig pandrecht heeft op de vordering van [BV1]] ter zake van het saldo van haar kapitaalrekening in de [CV] en de curator te veroordelen tot betaling van
€ 40.000,- te vermeerderen met rente en tot het verlenen van medewerking aan de Rabobank om het resterende saldo van de kapitaalrekening in [CV] te kunnen opvorderen met veroordeling in de (proces)kosten.
2.2.
Aan deze vordering legt de Rabobank - samengevat - het volgende ten grondslag.
2.2.1.
De Rabobank heeft aan [BV3], [BV1]] (hierna: [BV1]]), [[BV2]] en [BV4], ter financiering van hun bedrijfsuitoefening kredieten verstrekt. Genoemde vennootschappen zijn met elkaar in een groep verbonden. Tot zekerheid van de terugbetaling van deze kredieten hebben alle vennootschappen zich jegens de Rabobank over en weer hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de betaling van het door een vennootschap aan de Rabobank uit hoofde van het aan haar verstrekte krediet verschuldigde. Daarnaast hebben [[BV2]] en [BV1]] tot zekerheid van de terugbetaling van al hetgeen een vennootschap aan de Rabobank verschuldigd is, pandrechten gevestigd op hun inventaris, machines, transportmiddelen, voorraden en vorderingen op derden en ter zake van die vorderingen eveneens de rechten uit verzekeringsovereenkomsten. De overeenkomsten van verpanding tussen enerzijds [BV1]] en [[BV2]] en anderzijds de Rabobank werden op 14 januari 2003 en op 27 maart 2006 geregistreerd. De door [BV1]] en [[BV2]] opgemaakte pandlijsten werden laatstelijk geregistreerd op 7 oktober 2008.
2.2.2.
Uit hoofde van de kredietverstrekking heeft de Rabobank openstaande vorderingen op [BV1]] (hoofdsom € 33.644,03 en € 328.000,-) en [BV2] (hoofdsom € 94.087,48).
2.2.3.
Op 14 oktober 2008 is het faillissement van [BV1]] en [[BV2]] uitgesproken met benoeming van mr. Muurmans tot curator.
2.2.4.
[BV1]] houdt - samen met een aantal andere deelnemende installatiebedrijven - aandelen in [BV5], welke laatste beherend vennoot is van de [CV] , waarvan onder andere [BV1]] stille vennoot is. [BV1]] heeft een vordering op [CV], welke vordering tot uitdrukking komt in het saldo van haar kapitaalrekening waarvan blijkt uit de jaarstukken van 2007 van [CV] Dit saldo bedraagt € 71.004,00. Op deze vordering rust een pandrecht ten behoeve van de Rabobank, waarvan zij op 6 november 2008 mededeling heeft gedaan aan de curator. Een deel van de vordering van [BV1]] (€ 40.000,-) is reeds aan de curator voldaan. De curator is, ondanks sommatie, niet bereid om het saldo van de kapitaalrekening aan de Rabobank uit te betalen.
2.3.
De curator voert gemotiveerd verweer. Kort gezegd komt dit neer op het volgende. Er is geen pandrecht gevestigd op het aandeel van [BV1]] in [CV], nu slechts goederen kunnen worden verpand die voor overdracht vatbaar zijn. De vennoten hebben overdraagbaarheid van het vennootschapsaandeel in artikel 5 van de “Overeenkomst van commanditaire vennootschap verenigde installatiebedrijven regio Maastricht c.v.” (hierna: de overeenkomst) uitgesloten, zodat ook verpanding onmogelijk is. Voor zover de Rabobank bedoelt te stellen dat [BV1]] haar aandelen in [BV5] heeft verpand, kan ook op die grondslag de vordering niet slagen, nu vestiging van een pandrecht op aandelen in een besloten vennootschap dient te geschieden op overeenkomstige wijze als voor de levering van het te verpanden goed is bepaald. Voor levering is een notariële akte noodzakelijk, welke ontbreekt. Ook de statuten van de B.V. sluiten verpanding uit. Voorzover de Rabobank bedoelt te stellen dat het gaat om een toekomstige vordering die is gebaseerd op een rechtsverhouding die al bestond op het moment van de overeenkomst van verpanding, dan wel een vordering welke is ontstaan uit een latere rechtsverhouding, stelt de curator dat ook in dat geval geen pandrecht is ontstaan, nu de gestelde vordering nooit op een pandlijst heeft gestaan en zelfs geen pandlijst is opgemaakt.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1.
De Rabobank heeft ter comparitie verklaard dat het niet gaat om een deelneming in [CV], maar “puur om het saldo van de kapitaalrekening”. De rechtbank begrijpt de vordering van de Rabobank aldus dat zij stelt rechthebbende te zijn op de vordering van [BV1]] op [CV] welke vordering tot uitdrukking komt in het saldo van de kapitaalrekening zoals bedoeld in artikel 11, lid 5 van de overeenkomst, namelijk het bedrag waarvoor [BV1]] in de boeken van [CV] was gecrediteerd, vermeerderd of verminderd met haar aandeel in de winst of het verlies.
3.2.
In de overeenkomst is opgenomen:
“Artikel 5 . Verbod vervreemding/dispositie
Het is ieder van de vennoten verboden om zonder toestemming van de andere vennoten haar rechten met betrekking tot de vennootschap te vervreemden of te bezwaren of ten eigen behoeve te beschikken over goederen, zaken of gelden van de vennootschap.”
en voorts:
“Artikel 11. Voortzetting en verblijving
- 1.
Ingeval van: (…)
- a)
(…)
- b)
overlijden, onder curatelestelling, faillissement van of aanvrage tot surséance van betaling door een van de commanditaire vennoten, eindigt het lidmaatschap van de betreffende commanditaire vennoot in de vennootschap en hebben de overige vennoten het recht om de vennootschap voort te zetten en de firma te blijven voeren.
(…)
4.
Voorts zijn deze voortzettende vennoten verplicht om aan de ex-vennoot, diens rechtsvertegenwoordiger of rechtverkrijgenden uit te keren de waarde van het belang van de ex-vennoot in de vennootschap en zijn aandelen in het kapitaal van de beherend vennoot: “[BV6]”, over te nemen tegen contante betaling van de waarde daarvan, vast te stellen conform het in de statuten van die besloten vennootschap bepaalde.
5.
De waarde van dit belang is het bedrag, waarvoor deze ex-vennoot in de boeken van de vennootschap is gecrediteerd, vermeerderd of verminderd met zijn aandeel in de winst of het verlies blijkens een daartoe op te maken balans en winst- en verliesrekening, en verminderd met de bedragen, waarvoor deze ex-vennoot in de boeken van de vennnootschap mocht zijn gedebiteerd.”
en voorts:
“Artikel 12. Uitkering kapitaal ex-vennoot.
Het op de voet van artikel 11 lid 6 berekende kapitaal van de ex-vennoot in de vennootschap dient aan haar, zijn rechtsvertegenwoordiger of rechtverkrijgenden te worden uitgekeerd binnen drie maanden na definitieve vaststelling daarvan.”
- 3.3.
Krachtens het bepaalde in artikel 5 van de overeenkomst is het de vennoten in [CV] onder meer niet toegestaan om zonder toestemming van de overige (stille) vennoten hun rechten met betrekking tot de vennootschap te vervreemden of te bezwaren. Nu gesteld noch gebleken is dat [BV1]] toestemming heeft verkregen van de overige stille vennoten (de overige deelnemende installatiebedrijven) om haar vordering op [CV] te vervreemden of te bezwaren met een pandrecht, is deze verpanding ongeldig. Immers, de verpanding van een vordering waarvan bedongen is dat zij niet overdraagbaar zal zijn is krachtens artikel 3:83 lid 2 BW ongeldig. De rechtbank overweegt ten overvloede dat artikel 3:239 lid 4 BW de Rabobank geen bescherming biedt, omdat er geen sprake is van beschikkingsonbevoegdheid van [BV1]] die voortvloeit uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht, die niet het gevolg was van de onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.
- 3.4.
De vordering zal worden afgewezen, met veroordeling van de Rabobank, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van de curator.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
veroordeelt de Rabobank in de proceskosten van de curator, tot de datum van de uitspraak van dit vonnis begroot op € 920,- aan vast recht en € 1.788,- aan salaris advocaat.
4.3.
verklaart dit vonnis, voor wat de proceskosten betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts en in het openbaar uitgesproken op
- 2.
november 2011.?