Hof Arnhem-Leeuwarden, 05-06-2019, nr. WAHV 200.222.406
ECLI:NL:GHARL:2019:4796
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
05-06-2019
- Zaaknummer
WAHV 200.222.406
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:4796, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 05‑06‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 05‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Snelheid. Duidelijkheid bebording.
Partij(en)
WAHV 200.222.406
5 juni 2019
CJIB 193181524
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant
van 13 juni 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 124,-.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. De eerste klacht van de gemachtigde van de betrokkene in hoger beroep, inhoudende dat een proces-verbaal ontbreekt van het verhandelde ter zitting van de kantonrechter, mist feitelijke grondslag. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal waarin is opgenomen hetgeen ter zitting is voorgevallen, zoals welke procespartijen zijn verschenen en welke standpunten zij ter zitting hebben ingenomen.
2. De overige bezwaren die de gemachtigde van de betrokkene in hoger beroep heeft opgeworpen, zijn mede gericht tegen de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard. Bij deze inleidende beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 262,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 29 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 15 oktober 2015 om 07:03 uur op de A16 links te Prinsenbeek met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
3. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de maximumsnelheid van 90 km/h niet behoorlijk was aangegeven. Of op het traject op het moment van de gedraging de afwijkende snelheid werd aangegeven, blijkt niet uit de stukken van het dossier. Er zou een schouwrapport of proces-verbaal vereist zijn. De gemachtigde verwijst naar diverse eerdere arresten van het hof. Ook stelt hij dat de kantonrechter aan dit punt ongemotiveerd voorbij is gegaan.
4. Uit het zaakoverzicht en de foto van de gedraging valt af te leiden dat de ambtenaar door middel van een radarcontrole heeft vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene met een snelheid van (gecorrigeerd) 119 km/u heeft gereden. De gemachtigde heeft dit niet betwist en ook overigens is er geen aanleiding om daaraan te twijfelen. In geding is of de snelheid ter plaatse was aangeduid door middel van een verkeersbord A1.
5. De ambtenaar heeft een sanctie opgelegd voor het handelen in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Deze bepaling verplicht weggebruikers gevolg te geven aan verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden. Volgens de ambtenaar is met het voertuig van de betrokkene gehandeld in strijd met het verkeersbord A1. In het zaakoverzicht is vermeld dat de borden bij hectometerpaal 56,7 stonden geplaatst en de gedraging ter hoogte van hectometerpaal 56,3 is vastgesteld.
6. Het zaakoverzicht wordt bij gedragingen als deze gevuld met de door de ambtenaar aangeleverde gegevens. Ook de locatie van de bebording is dus afkomstig van de ambtenaar. Het is het hof ambtshalve bekend dat ambtenaren voorafgaand aan een snelheidscontrole verifiëren of de juiste bebording is geplaatst. In de enkele betwisting van de gemachtigde dat dit het geval was, ziet het hof geen aanleiding om aan de verklaring van de ambtenaar op dit punt te twijfelen. Evenmin slaagt het verweer van de gemachtigde dat de motivering van de kantonrechter hieromtrent tekortschiet.
7. In zaken als deze is doorgaans geen schouwrapport nodig. In de regel kan er op basis van de verklaring van de ambtenaar van uit worden gegaan dat de bebording correct is geplaatst. Dat is anders wanneer de aanwezigheid van de bebording wordt betwist in zaken waar de gedraging op geautomatiseerde wijze is vastgesteld, zoals in de arresten waarnaar de gemachtigde verwijst. De ambtenaar is bij dergelijke gedragingen niet zelf ter plaatse geweest om de aanwezigheid van bebording te controleren, zodat een gemotiveerde betwisting in dat soort zaken aanleiding kan vormen voor nader onderzoek.
8. De gemachtigde heeft verder nog opgemerkt dat het zaakoverzicht niet kan gelden als ambtsedige verklaring. Dit argument is in vele zaken aan het hof voorgelegd en inmiddels ook vele malen verworpen. Het hof volstaat daarom in dit geval met verwerping van dit verweer onder verwijzing naar het arrest van het hof van 4 april 2017 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2017:2855).
9. Alles overwegende zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen.
Beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.