NJB 2019/2063:Voor de bewezenverklaring relevante feiten en omstandigheden: wanneer de rechter zich – al dan niet in reactie op een bewijsverweer – in een nadere overweging beroept op bepaalde feiten of omstandigheden die door hem redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, moeten deze feiten of omstandigheden zijn vervat in de gebezigde bewijsmiddelen. Indien zij niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld, moet de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. Een en ander heeft uitsluitend betrekking op feiten of omstandigheden die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, en dus niet op feiten of omstandigheden en evenmin op verklaringen die de rechter in zijn nadere overweging onaannemelijk dan wel ongeloofwaardig acht. Die behoren dus niet te worden opgenomen onder de bewijsmiddelen. In casu heeft het hof hof een verklaring van de verdachte en een verklaring van medeverdachte voor het bewijs gebruikt, terwijl het hof tevens heeft geoordeeld dat deze verklaringen ten dele niet geloofwaardig zijn. Aldus heeft het Hof die verklaringen in zoverre ten onrechte onder de bewijsmiddelen opgenomen