Inhoudsopgave
Asser/Bartels & Van Velten 5 2017/71:71 Vermenging.
Asser/Bartels & Van Velten 5 2017/71
71 Vermenging.
Documentgegevens:
prof. mr. S.E. Bartels, datum 21-11-2016
- Datum
21-11-2016
- Auteur
prof. mr. S.E. Bartels
- JCDI
JCDI:ADS317003:1
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
- Wetingang
art. 5:15 BW
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vermenging heeft volgens art. 5:15 BW plaats wanneer roerende zaken die toebehoren aan verschillende eigenaars, tot één zaak worden vermengd. Voor de rechtsgevolgen van vermenging gelden ingevolge art. 5:15 BW dezelfde regels als voor natrekking in art. 5:14 BW. Uit HR 14 augustus 2015, NJ 2016/263 (Zalco) volgt dat de vermengingsbepaling en daarmee de natrekkingsregels ook van toepassing zijn als de vermengde zaken aan dezelfde eigenaar toebehoorden.
Van vermenging kan sprake zijn wanneer gassen of vloeistoffen een mengsel vormen. Voorts vindt vermenging plaats wanneer vaste zaken die in het verkeer slechts door vaststelling van maat, getal of gewicht plegen te worden verhandeld, bijeen worden gevoegd. Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan graan, koffie of zand. Zie Beekhuis, in: Schadee-bundel 1980, p. 14 en Wichers, diss. 2002, p. 146-148. Art. 5:15 BW ziet uitsluitend op zaken die tot één zaak zijn vermengd. Dit wordt ook wel aangeduid als ‘eigenlijke vermenging’, ter onderscheiding van het leerstuk ‘oneigenlijke vermenging’. In het laatste geval zijn gelijksoortige zaken van verschillende eigenaars zodanig door elkaar geraakt dat niet meer te bewijzen is welke zaken van wie zijn, zonder dat de zaken hun zelfstandigheid hebben verloren. Zie over oneigenlijke vermenging Asser/Bartels & Van Mierlo3-IV 2013/178; Pitlo/Reehuis & Heisterkamp, Goederenrecht 2012/516; Snijders, Goederenrecht 2012/287.
Uit HR 14 augustus 2015, NJ 2016/263 (Zalco) blijkt dat art. 5:15 BW ook van toepassing is als alle vermengde zaken toebehoorden aan één eigenaar, maar op een of meer van de tot één zaak vermengde hoeveelheden een pandrecht rustte, en de vraag aan de orde is of het pandrecht op een zaak door vermenging is komen te vervallen. Zie hierna nr. 71a.
Tussen vermenging en natrekking bestaat een nauw verband. De regels voor eigendomstoewijzing bij natrekking zijn op vermenging van toepassing (art. 5:14 BW). Vermenging is echter ook verwant aan zaaksvorming. Bij vermenging of vereniging neemt de vorming door menselijke arbeid evenwel een ondergeschikte plaats in, zoals wordt opgemerkt in de Toel. Meijers bij art. 5:16 BW, Parl. Gesch. BW Boek 5 1981, p. 109.
Dat de regels betreffende natrekking van toepassing zijn op vermenging betekent dat zal moeten worden onderzocht of één van de oorspronkelijke zaken als hoofdzaak moet worden aangemerkt op grond van de verkeersopvatting of het waardecriterium van art. 5:14 lid 3 BW (zie hiervoor nr. 69). Is dit het geval, dan wordt de eigenaar van die hoofdzaak eigenaar van de totale vermengde hoeveelheid. Een voorbeeld dat in de parlementaire geschiedenis wordt genoemd, is de toevoeging van een conserveringsmiddel aan een hoeveelheid van een bepaalde stof. Laatstgenoemde stof wordt als hoofdzaak aangemerkt, als gevolg waarvan de eigendom van de stof ook het conserveringsmiddel omvat. Zie Parl. Gesch. BW Boek 5 1981, p. 108. Te denken valt voorts aan met water aangelengd ‘colasiroop’ en aan sinaasappelconcentraat waar een kleine hoeveelheid aroma’s en waterphase aan is toegevoegd. Zie voor dit laatste Rb. Middelburg 9 november 2005, ECLI:NL:RBMID:2005:AZ5238, waarover Bartels, in: Kortmann-bundel 2007, p. 12-14. Een op internet heftig betwist punt is of zogenaamd carnavalsbier (ook: festivalpils) bestaat: bier aangelengd met water om een lager alcoholpercentage en hogere verkoopopbrengsten te krijgen. Dit lijkt niet de plaats om over dit belangrijke thema het beslissende woord te spreken. Hoe het ook zij, als een niet onbeduidende hoeveelheid bier op een of andere manier vermengd raakt met water, is het bier de hoofdzaak.
Wordt echter aan een hoeveelheid van een bepaalde stof een conserveringsmiddel toegevoegd, dan zal de eerste hoeveelheid stof als hoofdzaak kunnen worden aangemerkt waarin het conserveringsmiddel opgaat; de eigendom van de hoofdzaak omvat dan het conserveringsmiddel. Denkbaar is overigens ook dat het toevoegen van conserveringsmiddel in een concreet geval moet worden aangemerkt als een onderdeel van een zaaksvormingsproces. Wanneer gelijksoortige zaken vermengd zijn tot één zaak, is de verkeersopvatting geen bruikbaar criterium en moet worden bezien of een der zaken de andere in waarde aanmerkelijk overtreft. De Hoge Raad heeft in het Zalco-arrest beklemtoond dat niet snel mag worden aangenomen dat het waardeverschil ‘aanmerkelijk’ is. Zie HR 14 augustus 2015, NJ 2016/263.
Mede-eigendom zal ontstaan wanneer benzeen, olie of graan wordt vermengd bijvoorbeeld in een opslagtank of graansilo. In dit geval hebben de mede-eigenaars aandelen evenredig aan de waarde van de oorspronkelijk aan ieder van hen afzonderlijk toebehorende hoeveelheden (art. 5:15 BW jo. art. 5:14 lid 2 BW).
Een bijzonder geval van vermenging is aan de orde als reeds gewonnen gas wordt opgeslagen in lege gasvelden, omdat het roerende gewonnen gas dan vermengd raakt met het nog in het gasveld aanwezige onroerende residugas. Zie hierover Berghuijs, NTBR 2011/2 enKamerstukken II 1998/99, 26219, 3, p. 51.
Zie over vermenging verder Van der Grinten, WPNR 1973/5240; Fikkers, Natrekking 1999, nr. 56 e.v.
Het oorspronkelijk Ontwerp voor art. 5:14 BW kende in lid 2 een bepaling volgens welke natrekking en derhalve ingevolge art. 5:15 BW ook vermenging, niet plaatsvond indien geen van de zaken als hoofdzaak was aan te merken en de zaken zonder beschadiging van betekenis of onevenredige kosten of arbeid konden worden gescheiden. Deze regeling is vervallen in verband met de complicaties waartoe zij aanleiding zou kunnen geven. Zie de MvT Inv., Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 5 1990, p. 1021. Zie ook Fikkers, Natrekking 1999, nr. 62. Van vermenging kan ook sprake zijn indien de zaken zonder beschadiging, in de hiervoor bedoelde zin, kunnen worden gescheiden. Doorgaans zal niet eraan kunnen worden getwijfeld dat vermenging plaatsvond. Zou wel twijfel mogelijk zijn, dan zullen de verkeersopvattingen de doorslag moeten geven, zoals in het geval van natrekking.
Voor het bijzondere geval van vermenging door het zich neerzetten van een bijenzwerm in een reeds bevolkte bijenkorf, was in het oorspronkelijk Ontw. een regeling opgenomen in art. 5.2.13. Deze regeling is vervallen, omdat naar in de MvA bij deze bepaling werd opgemerkt, het geval waarvoor de regeling gold, zich in de praktijk niet voordoet. Zie Parl. Gesch. BW Boek 5 1981, p. 112.
71a Gevolgen vermenging en natrekking voor beperkte rechten.
Beperkte rechten die op de hoofdzaak rusten, strekken zich ook uit over het bestanddeel. Rustte op de roerende zaak die bestanddeel is geworden een beperkt recht, dan is het beperkte recht tenietgegaan, omdat het moederrecht teniet is gegaan (art. 3:81 lid 2 sub a BW). In het belangrijke arrest HR 14 augustus 2015, NJ 2016/263 (Zalco) was sprake van vermenging zonder hoofdzaak, waarop de regel van art. 5:14 lid 2 BW, via art. 5:15 BW, van toepassing is. Aan deze toepasselijkheid staat, anders dan uit de wettekst lijkt te volgen, volgens de Hoge Raad niet in de weg dat de vermengde zaken aan dezelfde eigenaar toebehoorden. Dat is van belang als, zoals in de onderhavige zaak, op een van beide hoeveelheden vermengde vloeistof een pandrecht rustte. De Hoge Raad oordeelt dat door de vermenging een nieuwe zaak ontstaat, en dat er van rechtswege een pandrecht komt te rusten op een aandeel in de nieuwe zaak. Zie over het Zalco-arrest onder meer Steneker, JOR 2015/252; Van der Plank, NTBR 2016/13; Wibier, AA 2015, p. 888-891; Verheul, WPNR 2015/7079. Zie Verheul & Verstijlen, in: Preadvies KNB 2016, p. 133 e.v. voor rechtsvergelijkende opmerkingen. Hetgeen in het Zalco-arrest is beslist, geldt (uiteraard) niet alleen in gevallen van vermenging, maar ook bij natrekking zonder hoofdzaak.
72 Oneigenlijke vermenging.
De regeling voor vermenging geldt slechts voor het geval waarin een als één zaak aan te merken mengsel van roerende zaken ontstaat. Zij is niet van toepassing op het wel met oneigenlijke vermenging aangeduide geval waarin zaken ondanks hun zelfstandigheid, wegens ontbreken van onderscheidene kenmerken, niet meer als zodanig zijn te identificeren.
Dit geval doet zich bijvoorbeeld voor wanneer aan verschillende personen toebehorende bankbiljetten worden bijeengevoegd in een portemonnee. Worden in een dergelijk geval bankbiljetten gerevindiceerd, dan zal de vordering worden afgewezen zolang de eiser niet kan bewijzen welke individuele bankbiljetten hem toebehoren. Vele andere voorbeelden laten zich denken: stoelen, fietsen, planken, wetboeken, spaarlampen, wijnglazen; ze kunnen allemaal oneigenlijk vermengd raken, met als gevolg dat de eigenaars niet meer kunnen aantonen op welke zaken hun eigendomsrecht betrekking heeft. Vgl. HR 12 januari 1968, NJ 1968/274 (Teixeira de Mattos). Voor het geldende recht vloeit zulks voort uit art. 3:109 BW en art. 3:119 BW. Door deze bewijsregels geldt degene die de oneigenlijk vermengde zaken houdt, als de eigenaar. Zie over de revindicatie hierna nr. 114. In het genoemde arrest werd in het bijzonder verworpen de opvatting dat tussen degenen die effecten van een bepaalde soort in bewaring hadden gegeven een gemeenschap zou bestaan waartoe de effecten die de bewaarnemer onder zich heeft behoren. In zodanig geval zal de houder van de bankbiljetten of effecten wel verplicht zijn de hoeveelheid waarop de bewaargever recht heeft af te leveren, doch hij is daartoe slechts obligatoir verbonden. De bewaargever heeft in geval van faillissement van de bewaarnemer een concurrente vordering. Zie ook Parl. Gesch. BW Boek 5 1981, p. 108; Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/178. Opmerking verdient dat er in de literatuur door verscheidene auteurs op is gewezen dat het geldende recht tot onbillijke resultaten leidt. Zie hierover Verheul & Verstijlen, in: Preadvies KNB 2016, p. 103 e.v. (met verdere literatuurverwijzingen).