Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Republiek Bulgarije en Roemenië betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie
Bijlage Informatie- en overlegprocedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
25-04-2005, Trb. 2005, 196 (uitgifte: 19-08-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-01-2007, Trb. 2007, 6 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
I
1
Teneinde te waarborgen dat de Republiek Bulgarije en Roemenië, hierna toetredende staten te noemen, voldoende worden ingelicht, worden alle voorstellen, mededelingen, aanbevelingen of initiatieven die kunnen leiden tot besluiten van de instellingen of organen van de Europese Unie, na toezending aan de Raad ter kennis van de toetredende staten gebracht.
2
Er wordt overleg gepleegd op een met redenen omkleed verzoek van een toetredende staat, die daarin zijn belangen als toekomstig lid van de Unie dient uiteen te zetten en zijn opmerkingen daarin neerlegt.
3
Besluiten inzake beheer vormen in het algemeen geen aanleiding tot overleg.
4
Het overleg vindt plaats in een Interimcomité, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Unie en van de toetredende staten. Behoudens een met redenen omkleed bezwaar van een toetredende staat mag overleg tevens plaatsvinden in de vorm van een uitwisseling van berichten langs elektronische weg, in het bijzonder wat betreft het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
5
Aan de zijde van de Unie zijn de leden van het Interimcomité de leden van het Comité van permanente vertegenwoordigers of diegenen die deze laatsten daarvoor aanwijzen. Waar dienstig, kunnen de leden van het Politiek en Veiligheidscomité de leden van het Interimcomité zijn. De Commissie wordt uitgenodigd zich bij deze werkzaamheden te doen vertegenwoordigen.
6
Het Interimcomité wordt bijgestaan door een secretariaat, dat het secretariaat van de Conferentie is, dat tot dat doel in functie blijft.
7
Het overleg vindt normaliter plaats zodra de voorbereidende werkzaamheden op communautair niveau met het oog op de aanvaarding van besluiten of gemeenschappelijke standpunten door de Raad gemeenschappelijke beleidslijnen hebben opgeleverd, en overleg dus nuttig kan zijn.
8
Mochten er na het overleg nog ernstige moeilijkheden bestaan, dan kan het probleem op verzoek van een toetredende staat op ministerieel niveau worden besproken.
9
Bovenstaande bepalingen worden mutatis mutandis toegepast op de besluiten van de Raad van Gouverneurs van de Europese Investeringsbank.
10
De in de voorgaande punten omschreven procedure is eveneens van toepassing op alle door de toetredende staten te nemen besluiten die van invloed kunnen zijn op de verbintenissen die voortvloeien uit hun hoedanigheid van toekomstige leden van de Unie.
II
11
De Unie en de Republiek Bulgarije en Roemenië nemen de nodige maatregelen om hun toetreding tot de in de artikelen 3, lid 3, 6, lid 2, en 6, lid 6, van de Akte betreffende de voorwaarden en de nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie bedoelde overeenkomsten of akkoorden voorzover mogelijk, en overeenkomstig het in die akte bepaalde, te doen samenvallen met de inwerkingtreding van het Toetredingsverdrag.
12
Voorzover de overeenkomsten of akkoorden tussen lidstaten slechts in de vorm van een ontwerp bestaan, en waarschijnlijk in het tijdvak dat aan de toetreding voorafgaat niet meer kunnen worden ondertekend, zullen de toetredende staten worden uitgenodigd om na de ondertekening van het Toetredingsverdrag volgens passende procedures deel te nemen aan de uitwerking, in positieve zin, en zodanig dat de sluiting daarvan wordt bevorderd, van die ontwerpen.
13
Ten aanzien van de onderhandelingen over de protocollen met de in artikel 6, lid 2, tweede alinea van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie genoemde medeovereenkomstsluitende landen, worden de vertegenwoordigers van de toetredende Staten als waarnemers bij de werkzaamheden betrokken, naast de vertegenwoordigers van de huidige lidstaten.
14
Bepaalde door de Gemeenschap gesloten niet-preferentiële akkoorden die ook na de datum van toetreding blijven gelden, kunnen worden aangepast om rekening te houden met de uitbreiding van de Unie. De Gemeenschap zal de vertegenwoordigers van de toetredende staten overeenkomstig de in de vorige alinea omschreven procedure bij de onderhandelingen over deze aanpassing betrekken.
III
15
De Instellingen van de Unie stellen tijdig de bepalingen vast die worden bedoeld in de artikelen 58 en 60 van het Protocol betreffende de voorwaarden en de nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie en in de artikelen 58 en 60 van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie. Daartoe verstrekken de regeringen van de Republiek Bulgarije en van Roemenië de Instellingen tijdig ontwerp-vertalingen van genoemde teksten.