NJB 2021/2631
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingevolge art. 36e lid 2 Sr wanneer dit voordeel zou zijn verkregen door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen: onjuist is de opvatting dat contante stortingen wederrechtelijk verkregen voordeel vormen alleen al doordat zij voorwerp waren van het bewezenverklaarde witwassen.
HR 05-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1444
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 oktober 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/05811
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1444, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑10‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:703, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑07‑2021
- Wetingang
(art. 36e Sr)
Essentie
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingevolge art. 36e lid 2 Sr wanneer dit voordeel zou zijn verkregen door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen: onjuist is de opvatting dat contante stortingen wederrechtelijk verkregen voordeel vormen alleen al doordat zij voorwerp waren van het bewezenverklaarde witwassen.
Uitspraak
Inleiding
Ontnemingsprocedure. In de strafzaak die met deze ontnemingsprocedure samenhangt, is onder meer bewezenverklaard dat de betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – witwassen, meermalen gepleegd, van onder meer een geldbedrag van (in totaal) € 38.257, in de periode van 1 januari 2010 tot en met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.