Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/2341 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's)
Artikel 17 Vereiste solvabiliteitsmarge
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2017
- Bronpublicatie:
14-12-2016, PbEU 2016, L 354 (uitgifte: 23-12-2016, regelingnummer: 2016/2341)
- Inwerkingtreding
12-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2016, PbEU 2016, L 354 (uitgifte: 23-12-2016, regelingnummer: 2016/2341)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Europees verzekeringsrecht
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De vereiste solvabiliteitsmarge wordt bepaald als aangegeven in de leden 2 tot en met 6, al naargelang de verzekerde risico's.
2.
De vereiste solvabiliteitsmarge is gelijk aan de som van de volgende twee uitkomsten:
- a)
eerste uitkomst:
een component van 4 % van de wiskundige voorzieningen met betrekking tot het directe verzekeringsbedrijf en tot de geaccepteerde herverzekeringen zonder aftrek van de overdrachten uit hoofde van herverzekering wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding aangeeft tussen de wiskundige voorzieningen onder aftrek van de overdrachten uit hoofde van herverzekering en het brutobedrag van de wiskundige voorzieningen; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 85 %;
- b)
tweede uitkomst:
voor overeenkomsten waarbij het risicokapitaal niet negatief is, wordt een component van 0,3 % van dit kapitaal dat ten laste komt van de IBPV, vermenigvuldigd met het getal dat de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding aangeeft tussen het risicokapitaal dat ten laste van de IBPV blijft, na overdracht en retrocessie uit hoofde van herverzekering, en het risicokapitaal zonder aftrek van de herverzekering; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %.
Voor de tijdelijke verzekeringen bij overlijden, met een looptijd van ten hoogste drie jaar, bedraagt deze component 0,1 %. Voor dergelijke verzekeringen met een looptijd van meer dan drie maar niet meer dan vijf jaar, bedraagt deze component 0,15 %.
3.
Voor aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder a), iii), van Richtlijn 2009/138/EG is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan de vereiste solvabiliteitsmarge voor IBPV's als bedoeld in artikel 18.
4.
Voor de kapitalisatieverrichtingen bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b), ii), van Richtlijn 2009/138/EG is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan 4 % van de wiskundige voorzieningen, berekend overeenkomstig lid 2, onder a).
5.
Voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b), i), van Richtlijn 2009/138/EG is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan 1 % van hun activa.
6.
Voor verzekeringen die verbonden zijn met beleggingsfondsen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder a), i) en ii), van Richtlijn 2009/138/EG, en voor de verrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b), iii) tot en met v), van Richtlijn 2009/138/EG is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan de som van:
- a)
voor zover de IBPV een beleggingsrisico draagt, een component van 4 % van de technische voorzieningen, berekend overeenkomstig lid 2, onder a), van dit artikel;
- b)
voor zover de IBPV geen beleggingsrisico draagt maar het bedrag ter dekking van de beheerslasten vast is voor een periode van meer dan vijf jaar, een component van 1 % van de technische voorzieningen, berekend overeenkomstig lid 2, onder a), van dit artikel;
- c)
voor zover de IBPV geen beleggingsrisico draagt en het bedrag ter dekking van de beheerslasten vast is voor een periode van vijf jaar of minder, een bedrag dat gelijk is aan 25 % van de netto beheerskosten in verband met dergelijke verzekeringen en verrichtingen in het voorgaande boekjaar;
- d)
voor zover de IBPV een overlijdensrisico draagt, een component van 0,3 % van het risicokapitaal, berekend overeenkomstig lid 2, onder b), van dit artikel.