Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/2341 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's)
Artikel 18 De vereiste solvabiliteitsmarge in de zin van artikel 17, lid 3
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2017
- Bronpublicatie:
14-12-2016, PbEU 2016, L 354 (uitgifte: 23-12-2016, regelingnummer: 2016/2341)
- Inwerkingtreding
12-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2016, PbEU 2016, L 354 (uitgifte: 23-12-2016, regelingnummer: 2016/2341)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Europees verzekeringsrecht
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De vereiste solvabiliteitsmarge wordt bepaald ten opzichte van het jaarlijkse totaal van premies of bijdragen, dan wel ten opzichte van de gemiddelde schadelast van de laatste drie boekjaren.
2.
Het bedrag van de vereiste solvabiliteitsmarge moet gelijk zijn aan de hoogste uitkomst van de in de leden 3 en 4 omschreven berekeningen.
3.
Voor de berekening ten opzichte van de premies of bijdragen wordt uitgegaan van hetzij het bedrag van de uitgegeven bruto premies of -bijdragen, zoals hieronder berekend, hetzij het bedrag van de verdiende bruto premies of -bijdragen, naargelang welk van beide bedragen het hoogst is.
De premies of bijdragen die in het kader van het directe verzekeringsbedrijf gedurende het laatste boekjaar zijn uitgegeven, met inbegrip van bijkomende kosten, worden samengeteld.
Daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de premies die gedurende het laatste boekjaar uit hoofde van herverzekering werden geaccepteerd.
Daarvan worden afgetrokken het totaalbedrag van de gedurende het laatste boekjaar geannuleerde premies of bijdragen, alsmede het totaalbedrag van de belastingen en rechten op de samengetelde premies of bijdragen.
Het aldus verkregen bedrag wordt in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van maximaal 50 000 000 EUR en een tweede gedeelte dat het restant omvat; van deze gedeelten wordt respectievelijk 18 % en 16 % genomen en vervolgens opgeteld.
De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van IBPV blijven, en het bedrag van de bruto schaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %.
4.
De solvabiliteitsmarge op schadebasis wordt berekend als volgt:
Eerst worden de bedragen van de schaden die gedurende de in lid 1 bedoelde perioden in het kader van het directe verzekeringsbedrijf zijn betaald, bij elkaar opgeteld, zonder aftrek van de ten laste van de cessionarissen en retrocessionarissen komende schaden.
Daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de schaden die gedurende dezelfde perioden uit hoofde van geaccepteerde herverzekeringen of retrocessies zijn betaald, en het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het einde van het laatste boekjaar voor zowel het directe verzekeringsbedrijf als geaccepteerde herverzekeringen zijn gevormd.
Daarvan worden de gedurende de in lid 1 bedoelde perioden voor het uitoefenen van verhaalsrecht ontvangen bedragen afgetrokken.
Van deze uitkomst wordt eveneens afgetrokken het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het tweede boekjaar voorafgaande aan het laatste afgesloten boekjaar, voor zowel het directe verzekeringsbedrijf als geaccepteerde herverzekeringen zijn gevormd.
Een derde van het aldus verkregen bedrag wordt in twee gedeelten gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van maximaal 35 000 000 EUR en een tweede gedeelte dat het restant omvat; van deze gedeelten wordt respectievelijk 26 % en 23 % genomen en vervolgens opgeteld.
De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van de IBPV blijven, en het bedrag van de bruto schaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %.
5.
Indien de vereiste solvabiliteitsmarge zoals berekend overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 lager is dan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, moet de vereiste solvabiliteitsmarge ten minste gelijk zijn aan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal van het bedrag van de technische voorzieningen voor te betalen schaden aan het einde van het laatste boekjaar en het bedrag van de technische voorzieningen voor te betalen schaden aan het begin van het laatste boekjaar. Bij deze berekeningen worden de technische voorzieningen berekend verminderd met de herverzekering, maar het quotiënt mag in geen geval meer dan 1 bedragen.