Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten van 2 december 1961, herzien te Genève op 10 november 1972 en 23 oktober 1978
Artikel 26 Geldmiddelen
Geldend
Geldend vanaf 08-11-1981
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1984, 97).
- Bronpublicatie:
14-09-1981, Trb. 1981, 205 (uitgifte: 01-01-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
23-10-1978, Trb. 1979, 158 (uitgifte: 15-11-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-11-1981
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-08-1984, Trb. 1984, 97 (uitgifte: 01-01-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
31-08-1984, Trb. 1984, 97 (uitgifte: 01-01-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
Agrarisch recht (V)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De uitgaven van de Unie worden gedekt door:
- —
de jaarlijkse bijdragen van de Unie-Staten;
- —
vergoeding voor verrichte diensten;
- —
andere inkomsten.
2
a.
Het aandeel van iedere Unie-Staat in het totale bedrag van de jaarlijkse bijdragen wordt bepaald op basis van het totale bedrag der uitgaven, te dekken door de bijdragen van de Unie-Staten, en van het aantal bijdrage-eenheden dat krachtens het derde lid op hem van toepassing is. Bovenbedoeld aandeel wordt overeenkomstig het vierde lid berekend.
b.
Het aantal bijdrage-eenheden wordt in gehele getallen of in gedeelten daarvan uitgedrukt, mits dit getal niet kleiner is dan één vijfde.
3
a.
Voor iedere Staat die deel uitmaakt van de Unie op de datum waarop deze Akte met betrekking tot die Staat in werking treedt, is het aantal bijdrage-eenheden dat op hem van toepassing is hetzelfde als hetgeen onmiddellijk voor genoemde datum krachtens het Verdrag van 1961, gewijzigd bij de Aanvullende Akte van 1972, op hem van toepassing was.
b.
Iedere andere Staat geeft bij zijn toetreding tot de Unie in een verklaring, gericht aan de Secretaris-Generaal, het aantal bijdrage-eenheden aan dat op hem van toepassing is.
c.
Iedere Unie-Staat kan te allen tijde in een verklaring, gericht aan de Secretaris-Generaal, een aantal bijdrage-eenheden aangeven dat afwijkt van hetgeen krachtens het bepaalde onder a en b op hem van toepassing is. Indien zij wordt afgelegd gedurende de eerste zes maanden van een kalenderjaar wordt die verklaring van kracht met ingang van het volgend kalenderjaar; indien dit niet het geval is, wordt zij van kracht met ingang van het tweede kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin zij werd afgelegd.
4
a.
Voor elke begrotingsperiode is het bedrag van één bijdrage-eenheid gelijk aan het totale bedrag van de gedurende die periode door de bijdragen van de Unie-Staten te dekken uitgaven, gedeeld door het totale aantal eenheden dat op die Staten van toepassing is.
b.
Het bedrag van de bijdrage van iedere Unie-Staat is gelijk aan het bedrag van één bijdrage-eenheid, vermenigvuldigd met het aantal eenheden dat op die Staat van toepassing is.
5
a.
In geval van achterstalligheid in de betaling van zijn bijdragen kan een Unie-Staat — behoudens het bepaalde onder b — zijn stemrecht in de Raad niet uitoefenen, indien het bedrag van zijn achterstalligheid gelijk is aan of hoger is dan het bedrag van door hem verschuldigde bijdragen over de laatste twee voorafgaande volledig verstreken jaren. De opschorting van het stemrecht ontslaat deze Staat niet van zijn uit dit Verdrag voortvloeiende verplichtingen en ontzet deze niet uit andere uit dit Verdrag voortvloeiende rechten.
b.
De Raad kan, indien en voor zolang hij van mening is dat de achterstalligheid het gevolg is van buitengewone en onvermijdbare omstandigheden, de betrokken Staat toestaan zijn stemrecht te blijven uitoefenen.