Einde inhoudsopgave
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
Artikel 19 Weigering uitkering bij niet nakoming verplichtingen
Geldend
Geldend van 01-01-2018 tot 01-01-2038
- Bronpublicatie:
29-11-2017, Stb. 2017, 484 (uitgifte: 15-12-2017, kamerstukken: 34766)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-2017, Stb. 2017, 485 (uitgifte: 15-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Het UWV weigert een uitkering op grond van deze wet blijvend geheel indien de aanvrager of de uitkeringsgerechtigde de verplichting bedoeld in artikel 13, tweede lid, niet is nagekomen. Indien het niet nakomen van de verplichting die persoon niet in overwegende mate kan worden verweten weigert het UWV in afwijking van de eerste zin de uitkering over een periode van 26 weken gedeeltelijk door de uitkering te halveren.
2.
Het UWV weigert een uitkering op grond van deze wet indien de aanvrager of de uitkeringsgerechtigde een verplichting als bedoeld in artikel 15, onderdeel c, of e, niet of niet behoorlijk is nagekomen blijvend naar de mate waarin die persoon met het verrichten van de betreffende arbeid inkomen zou kunnen hebben verwerven.
3.
Het UWV weigert een uitkering op grond van deze wet tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk indien de aanvrager of de uitkeringsgerechtigde een verplichting hem op grond van de artikelen 12, 13, eerste lid, 14, of 15 onderdelen a, b, of d, of artikel 55, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 12, eerste lid, niet binnen de door het UWV daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen.
4.
Een maatregel als bedoeld in het derde lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de aanvrager of de uitkeringsgerechtigde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
5.
Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het derde of vierde lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 12, eerste lid, indien het niet tijdig nakomen van de verplichting, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, of ter zake van het zich niet houden aan een voorschrift als bedoeld in artikel 15, onderdelen a of b, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting, of het zich niet houden aan de voorschriften, plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een zodanige waarschuwing is gegeven.
6.
Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
7.
Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 21 wordt opgelegd.
8.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het derde en vierde lid.