NJB 2018/1709
Schuld aan het verkeersongeval, art. 4 lid 1 Landsverordening Wegverkeer Aruba (vergelijkbaar met art. 6 WVW 1994): voor het bewijs van het daarvoor vereiste ‘aanmerkelijk onvoorzichtig handelen’ komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. In casu is de motivering door het hof toereikend
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 september 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/06257 A
- Folio weergave
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Aansprakelijkheid
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1534, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑09‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:596, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑08‑2017
- Wetingang
(art. 6 WVW; art. 4 Landsverordening Wegverkeer Aruba)
Essentie
Schuld aan het verkeersongeval, art. 4 lid 1 Landsverordening Wegverkeer Aruba (vergelijkbaar met art. 6 WVW 1994): voor het bewijs van het daarvoor vereiste ‘aanmerkelijk onvoorzichtig handelen’ komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. In casu is de motivering door het hof toereikend
Uitspraak
Inleiding:
Antilliaanse ...