V-N 2017/49.7
Verhuurde bovenwoning in box 3 leidt voor eigenaar niet tot onevenredige last
HR 29-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2517, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 september 2017
- Magistraten
Numann, Streefkerk, Snijders, De Groot, Polak
- Zaaknummer
16/01584
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS927342:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2517, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:978, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 31‑05‑2017
- Wetingang
art. 14 EVRM; art. 1 EP EVRM; art. 26 IVBPR; art. 5.20 lid 3 Wet IB 2001; art. 17a Uitv.besl. IB 2001
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat de box 3 heffing geen op de huuropbrengst van de bovenwoning rustende last is. De heffing is in casu ook geen individuele onevenredige last. De heer X heeft de onderhavige situatie namelijk welbewust aanvaard.
Samenvatting
Belanghebbende, de heer X, koopt in 1997 een onroerende zaak voor (omgerekend) € 444.705. De onroerende zaak bestaat uit een bovenwonin, die reeds was verhuurd, en een benedenwoning. In geschil is de IB-aanslag over 2010 en in het bijzonder de waarde van de bovenwoning in box 3 door toepassing van art. 5.20 lid 3 Wet IB 2001. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.