Rb. Zeeland-West-Brabant, 03-06-2022, nr. 21-015711
ECLI:NL:RBZWB:2022:7505
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
03-06-2022
- Zaaknummer
21-015711
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2022:7505, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03‑06‑2022; (Raadkamer)
Uitspraak 03‑06‑2022
Inhoudsindicatie
Verzoekschrift schadevergoeding, gedeeltelijk toegewezen.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96/161503-20
rk-nummer: 21-015711
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 12 oktober 2021, in de zaak:
[verzoeker]
woonplaats kiezende ten kantore van [gemachtigde] , [adres]
1. De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- -
€ 907,50, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- -
te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- -
de kennisgeving sepot van 23 juli 2021;
- -
de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
- -
het proces-verbaal van aanhouding van de raadkamerbehandeling van 8 april 2022.
Op 20 mei 2022 is het onderzoek door de raadkamer hervat. Hierbij zijn de officier van justitie en [gemachtigde] als gemachtigde van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij bij bericht van 23 juli 2021 door de officier van justitie is geseponeerd. Wegens deze strafrechtelijke vervolging heeft verzoeker kosten van rechtsbijstand moeten maken ter hoogte van € 907,50. Verzoeker vraagt de rechtbank deze kosten te vergoeden alsmede de kosten voor onderhavig verzoekschrift ter hoogte van € 680,00.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door juridisch adviseur [gemachtigde] . De heer [gemachtigde] is niet ingeschreven in het landelijk advocatentableau van de Nederlandse Orde van Advocaten, derhalve kunnen de door de heer [gemachtigde] gemaakte kosten niet worden aangemerkt als kosten van een raadsman in de zin van artikel 530 Sv. Subsidiair is de officier van justitie van mening dat de gevraagde vergoeding moet worden gematigd. Uit de overgelegde urenspecificatie volgt dat er in totaal 5 uren aan de zaak zijn besteed. Het betreft een eenvoudige strafzaak. De officier van justitie acht, gelet op de inhoud, omvang en complexiteit van de zaak, het aantal gedeclareerde uren onevenredig hoog. Gelet hierop is de officier van justitie van mening dat het aantal gedeclareerde uren dient te worden gematigd naar 2,5 uren. De forfaitaire vergoeding ter zake onderhavig verzoekschrift kan toegewezen worden.
2. De beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat een redelijke uitleg van het begrip "de kosten van een raadsman" in artikel 530, tweede lid, Sv met zich meebrengt dat daaronder ook moet worden begrepen de kosten van door een derde, niet zijnde een advocaat, beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een procedure bij de kantonrechter. De wetgever heeft in een dergelijke procedure niet voorgeschreven dat rechtsbijstand alleen kan plaatsvinden door een op het tableau ingeschreven advocaat.
De rechtbank is voorts van is van oordeel dat de kosten van rechtsbijstand, waarvan hier vergoeding wordt verzocht, voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Uit de door de heer [gemachtigde] overgelegde stukken en hetgeen de heer [gemachtigde] ter zitting naar voren heeft gebracht begrijpt de rechtbank dat de heer [gemachtigde] veelvuldig optreedt als juridisch adviseur in kantonprocedures. Rechtsbijstandverlening vormt voor de heer [gemachtigde] een vast onderdeel van een duurzame op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. Sterker nog het is, naar de rechtbank begrijpt, de enige vorm van (vaste) inkomsten voor de heer [gemachtigde] . Hij is als rechtsbijstandverlener voldoende juridisch geschoold voor procedures als deze.
Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard en de omvang van de zaak en het aantal uren dat doorgaans met soortgelijke strafzaken is gemoeid, het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 907,50 bovenmatig is. Er is sprake van een (zeer) eenvoudige strafzaak - een kantonzaak - waarbij een zeer summier procesdossier hoort. Gelet daarop en op de activiteitenomschrijvingen en hun data in de urenspecificatie zal de rechtbank op gronden van billijkheid een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand toekennen voor een tijdsbesteding van 2,5 uur. Dat is inclusief btw € 453,75.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van € 680,00 toegekend.
3. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.133,75, bestaande uit:
- € 453,75 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van € 1.133,75 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden [gemachtigde] Rechtsbijstand, onder vermelding van “ B201174” .
Deze beslissing is op 3 juni 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).