FED 2022/43
Mag een stakingswinstlijfrente in mindering worden gebracht op het ‘bijdrage-inkomen’ dat als basis dient voor de premieberekening voor de Zorgverzekeringswet?
HR 04-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:43, m.nt. mr. dr. S.J. Mol-Verver
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 februari 2022
- Magistraten
Mrs. Koopman, Wortel, Beukers-van Dooren, Boerlage, Cools
- Zaaknummer
21/01274
- Noot
mr. dr. S.J. Mol-Verver
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS641977:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Loonbelasting / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen (V)
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:43, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑02‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:934, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑05‑2021
- Wetingang
Art. 3.129 Wet IB 2001; art. 43 Zvw
Essentie
Mag een stakingswinstlijfrente in mindering worden gebracht op het ‘bijdrage-inkomen’ dat als basis dient voor de premieberekening voor de Zorgverzekeringswet?
Samenvatting
In dit arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2022 staat de omvang van het bijdrage-inkomen centraal, zoals bepaald in artikel 43 Zvw. In het bijzonder gaat het om de vraag of een eenmalige premie betaald voor een stakingswinstlijfrente als bedoeld in artikel 3.129 Wet IB 2001 in mindering komt op dit bijdrage-inkomen. Hierbij speelt tevens de reikwijdte van het arrest van 23 november 20181. een rol. In het bijzonder de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.