RvdW 2011/612
Vervolgingsuitlevering naar Suriname. Verweer inzake foltering.
HR 26-04-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0838
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 april 2011
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
10/04252 U
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BQ0838
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ0838, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑04‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ0838, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑2011
- Wetingang
Essentie
Als de opgeëiste persoon is gefolterd i.v.m. de zaak waarvoor zijn uitlevering is verzocht, moet de rechter de uitlevering ontoelaatbaar verklaren. Bij een dreigende foltering kan de rechter de uitlevering slechts ontoelaatbaar verklaren als de opgeëiste persoon zou worden blootgesteld aan een zodanig risico van een flagrante inbreuk op een hem cfm art. 6 EVRM toekomend recht, dat de cfm art. 1 EVRM op Nederland rustende verplichting dat recht te verzekeren, in de weg staat aan de verplichting tot uitlevering.
Samenvatting
Indien de opgeëiste persoon i.v.m. de zaak waarvoor zijn uitlevering wordt gevraagd in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.