Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds
Artikel 38 Wederzijds respect
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2004
- Bronpublicatie:
11-10-1999, Trb. 2000, 45 (uitgifte: 01-05-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-07-2004, Trb. 2004, 183 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
1.
De partijen komen overeen dat, wanneer de Commissie of de Zuid-Afrikaanse Mededingingsautoriteit redenen heeft om aan te nemen dat op het grondgebied van de andere autoriteit praktijken plaatsvinden die strijdig zijn met een eerlijke concurrentie in de zin van artikel 35 en die de wezenlijke belangen van de partijen ernstig schaden, zij de mededingingsautoriteit van de andere partij kan verzoeken passende maatregelen te nemen om aan deze praktijken een einde te maken volgens de mededingingsregels van die autoriteit.
2.
Een dergelijk verzoek doet geen afbreuk aan maatregelen die op grond van de mededingingswetgeving van de verzoekende autoriteit eventueel genomen kunnen worden en aan de bevoegdheden en onafhankelijkheid van de aangezochte autoriteit.
3.
Zonder afbreuk te doen aan de taken, rechten, plichten en onafhankelijkheid van de aangezochte mededingingsautoriteit, onderzoekt deze de opmerkingen van de verzoekende autoriteit en de door deze autoriteit voorgelegde bewijsstukken zorgvuldig en besteedt zij met name aandacht aan de aard van de activiteiten die met de eerlijke mededinging strijdig zouden zijn, de daarbij betrokken onderneming(en) en de schadelijke gevolgen die deze activiteiten voor de wezenlijke belangen van de klagende partij zouden hebben.
4.
Wanneer de Commissie of de Zuid-Afrikaanse Mededingingsautoriteit besluit een onderzoek in te stellen of een actie te ondernemen die een aanmerkelijke invloed kan uitoefenen op de belangen van de andere partij, moeten de partijen op verzoek van een van hen overleg plegen, waarbij zij zullen trachten een voor hen beide aanvaardbare oplossing te vinden in het licht van hun wederzijdse aanmerkelijke belangen en waarbij de wetgeving en de soevereiniteit van beide partijen en de onafhankelijkheid van hun mededingingsautoriteiten en het wederzijds respect in aanmerking worden genomen.