Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, proces-verbaalnummer Pl2379-2018120862, gesloten d.d. 14 maart 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 63.
Rb. Limburg, 24-12-2019, nr. 03.064828.19
ECLI:NL:RBLIM:2019:11733
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
24-12-2019
- Zaaknummer
03.064828.19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2019:11733, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 24‑12‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:2528
Uitspraak 24‑12‑2019
Inhoudsindicatie
De rechtbank veroordeelt een 66-jarige man tot een gevangenisstraf van één jaar wegens het plegen van ontuchtige handelingen (seksueel binnendringen) met een destijds 9/10-jarig meisje, dat aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.064828.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1953,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N.C.M.L. Bloebaum, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 december 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: bij een meisje jonger dan 12 jaar meermalen handelingen heeft gepleegd die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl hij voor dat meisje zorgde, dan wel dat hij bij dat meisje meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd toen ze jonger was dan 16 jaar, terwijl hij voor dat meisje zorgde;
Feit 2: bij een meisje ouder dan 12 maar jonger dan 16 jaar meermalen handelingen heeft gepleegd die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl hij voor dat meisje zorgde, dan wel dat hij bij dat meisje meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, terwijl hij voor dat meisje zorgde.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft daarbij gewezen op de verklaring van [slachtoffer] , die hij gelet op de consistentie, gedetailleerdheid en wijze van totstandkoming als betrouwbaar bestempelt. Haar verhaal vindt steun in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en de moeder van [slachtoffer] , [moeder slachtoffer] , over de waargenomen emoties op het moment dat [slachtoffer] vertelde wat er met haar gebeurd is en de bij [slachtoffer] waargenomen gedragsveranderingen voor en na het moment van disclosure op 10 juli 2018. Ook wordt het verhaal van [slachtoffer] ondersteund door haar zus, [zus slachtoffer] , die vertelt over haar eigen ervaring met verdachte. Daarnaast ziet de officier van justitie steunbewijs in de verklaring van [betrokkene] over de periode waarin [slachtoffer] in 2010 bij hen gelogeerd heeft en de geannuleerde logeerpartij in 2018. De verklaring van [verdachte] bevestigt hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard over het logeren.
Feit 2 primair en subsidiair kunnen volgens de officier van justitie niet worden bewezen, nu [slachtoffer] niet duidelijk heeft verklaard dat de verdachte ook na die bewuste vakantie in 2010 nog ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe primair aangevoerd dat voldoende wettig bewijs ontbreekt. De verklaringen van aangeefster bevatten te veel tegenstrijdigheden, te veel onduidelijkheden en te weinig details om als geloofwaardig en betrouwbaar te kunnen gelden en mogen daarom niet worden gebruikt voor het bewijs. Subsidiair ontbreekt volgens de raadsvrouw steunbewijs uit andere bron dan aangeefster, waardoor verdachte ook om die reden moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de ten laste gelegde periode van ruim zes jaren moet worden beperkt tot de logeerweek in 2010, zodat een eventuele bewezenverklaring slechts voor die periode kan gelden. Dientengevolge moet voor feit 2 primair en subsidiair vrijspraak volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank1.
Inleiding
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dit kan in geval van een ontkennende verdachte met zich brengen dat slechts de verklaring(en) van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden is/zijn. De verklaring van één getuige - in zo’n geval het slachtoffer - is in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Niet is vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op de tenlastegelegde gedraging(en). Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechter dan bovendien ook de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] toen zij jonger was dan 12 jaar en dat die handelingen bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . Dit is gebeurd tijdens een logeerpartij bij verdachte en zijn vrouw in [plaats] in de periode van 1 september 2010 tot en met 31 oktober 2010. [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, was toen 9 of 10 jaar.
De rechtbank baseert haar conclusie op de verklaringen van [slachtoffer] , de verklaring van haar moeder, [moeder slachtoffer] , de verklaring van haar zus, [zus slachtoffer] en de verklaring van [getuige 1] .
De rechtbank zal eerst de bewijsmiddelen weergeven en daarna haar conclusie toelichten.
De verklaring van [slachtoffer]
Op 28 augustus 2018 is [slachtoffer] door de politie gehoord. Op de vraag waarover zij komt praten vertelt ze dat haar oom haar ongewenst heeft aangeraakt toen zij in [plaats] bij hem logeerde, terwijl haar ouders op vakantie waren in 2010. Als ze in bed lag ging verdachte in haar onderbroek en vingerde hij haar. Als ze hem wegduwde, ging hij weg. Dat ging de hele nacht zo door. Op nadere vragen verklaart [slachtoffer] dat verdachte de slaapkamer binnenkwam, met zijn vinger haar onderbroek in ging en in haar geslacht ging. Hij bewoog met zijn vinger in haar geslacht tot ze wakker werd en hem wegduwde. Als ze zei dat hij weg moest gaan, ging hij weg. Hij kwam dan telkens weer terug zodra ze sliep en deed dan hetzelfde. Hierna heeft ze niet meer bij haar oom en tante gelogeerd en is het niet meer gebeurd. Haar oom is [verdachte] .2.
De verklaring van getuige [moeder slachtoffer]
Getuige [moeder slachtoffer] is de moeder van [slachtoffer] . Zij heeft op 14 augustus 2018 aangifte gedaan namens haar dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, en een verklaring afgelegd. Op 10 juli 2018 heeft [slachtoffer] haar verteld dat ze is misbruikt door haar oom [verdachte] . [slachtoffer] begon daarna te huilen. Toen dochter [zus slachtoffer] thuis kwam en getuige [moeder slachtoffer] vertelde wat er aan de hand was, begon [zus slachtoffer] meteen te huilen en vertelde dat verdachte dat bij haar ook had geprobeerd, maar dat zij hem iedere keer heeft kunnen wegsturen. Een dag later heeft [moeder slachtoffer] verdachte geconfronteerd met het verhaal van [slachtoffer] . Over zijn reactie verklaart [moeder slachtoffer] : "Hij zei: Ja, ja, ik kan dit niet afstrijken, ’t is gebeurd. Ik weet niet meer hoe en wat." en "Als [vader slachtoffer] me hier in elkaar wil komen slaan, als jij me nu hier wil slaan, snap ik allemaal. Als [betrokkene] van mij wil gaan scheiden, snap ik ook." [slachtoffer] heeft bij de verdachte gelogeerd in de twee weken dat [moeder slachtoffer] op vakantie is geweest in de periode eind september, begin oktober in 2010 of 2011. Het gaat nu heel erg moeilijk met [slachtoffer] . Ze slaapt heel slecht en is veel afgevallen.3.
De verklaring van getuige [zus slachtoffer]
Getuige [zus slachtoffer] is de zus van [slachtoffer] . Zij logeerde geregeld bij de verdachte en diens vrouw en verklaart daarover het volgende. "Ik kan me herinneren dat hij dan bij mij kwam en zijn lul in zijn hand had en bij mijn bed stond. Ik sliep dan nog half en zei iets van ga weg of zo en dan ging hij weg. Het is meerdere keren gebeurd."4.
De verklaring van getuige [getuige 2]
Getuige [getuige 2] was leidinggevende in een supermarkt waar [slachtoffer] werkte. Ze had op enig moment bemerkt dat [slachtoffer] stiller en meer teruggetrokken was en zich meer afsloot. Een paar weken later kwam [slachtoffer] naar [getuige 2] toe en wilde haar iets vertellen, maar had daar moeite mee. Ze heeft toen opgeschreven dat ze werd aangeraakt door haar oom als ze daar vroeger bleef logeren. Nadat [slachtoffer] haar verhaal had opgeschreven, begon ze meteen te huilen. [getuige 2] is met [slachtoffer] mee naar huis gegaan, waar [slachtoffer] het zelf tegen haar moeder heeft verteld.5.
Overwegingen en conclusies over het bewijs
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Van belang bij dit oordeel vindt de rechtbank de wijze waarop de verklaring van [slachtoffer] tot stand is gekomen. [slachtoffer] is uit zichzelf gaan verklaren, eerst tegenover haar leidinggevende, vervolgens tegenover haar moeder. Beiden hebben waargenomen dat [slachtoffer] erg emotioneel was nadat ze haar verhaal had gedaan. Getuige [getuige 2] had in aanloop naar het doen van haar verhaal een duidelijke gedragsverandering bemerkt bij [slachtoffer] . Ze was stiller, meer teruggetrokken en sloot zich meer af.
[slachtoffer] heeft vervolgens in een studioverhoor uitgebreid en authentiek verklaard over wat haar is overkomen en welke gevoelens en emoties dit bij haar teweeg heeft gebracht. Op de free recall verklaart [slachtoffer] spontaan wat de verdachte bij haar gedaan heeft. Gedurende het verhoor verklaart ze consistent en gedetailleerd en corrigeert ze de verhoorder en geeft zij ook aan als ze bepaalde zaken niet weet. Haar verklaring past in wat ze eerder tegen getuigen [getuige 2] en [moeder slachtoffer] heeft verteld. Haar verhaal blijft hetzelfde. Dat [slachtoffer] wisselend zou hebben verklaard over waar verdachte haar zou hebben aangeraakt, zoals de verdediging heeft betoogd, ziet de rechtbank dan ook niet.
De rechtbank stelt voorts vast dat de ouders van [slachtoffer] goed bevriend waren met de verdachte en diens vrouw. [slachtoffer] noemde hen zelfs oom en tante. [slachtoffer] had geen enkel belang om de verdachte te belasten. Integendeel, zij wist dat, als zij wel een belastende verklaring af zou leggen, zij daarmee de langdurige vriendschap tussen haar ouders enerzijds en verdachte en zijn echtgenote anderzijds op het spel zou zetten, hetgeen zij niet wilde.
De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen [moeder slachtoffer] en [getuige 2] en de verklaring van haar zus [zus slachtoffer] . Getuige [moeder slachtoffer] verklaart dat verdachte, op het moment dat zij hem confronteert met de beschuldigingen aan zijn adres, ten overstaan van haar heeft erkend dat het gebeurd is. [zus slachtoffer] beschrijft dat verdachte het ook bij haar heeft geprobeerd, maar dat zij hem telkens heeft kunnen wegsturen. In dit licht beschrijft [zus slachtoffer] specifiek gedrag van de verdachte uit de tijd dat zij bij hem logeerde, namelijk dat hij naast haar bed stond, dat ze hem wegstuurde, dat hij dan vertrok en dat hij later weer terugkwam. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] over de modus operandi van de verdachte. Immers, ook [slachtoffer] beschrijft een situatie waarin verdachte zich, relatief gemakkelijk, telkens liet wegsturen, maar ook waarin hij telkens terug bleef komen.
De verdachte heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij niet meer weet of de tenlastegelegde feiten zijn voorgevallen. Hij wijt dit aan zijn forse drankgebruik in die periode. De rechtbank heeft de verdachte ook horen verklaren dat hij verder geen last heeft van geheugenverlies of anderszins problemen heeft met zijn geheugen. De rechtbank constateert dat de verdachte de feiten ontkent noch bevestigt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het aan de verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Pleegperiode
[slachtoffer] heeft verklaard dat het misbruik plaatsvond in 2010, toen zij bij de verdachte logeerde terwijl haar ouders op vakantie waren. Die vakantie heeft volgens getuige [moeder slachtoffer] plaatsgevonden rond eind september, begin oktober 2010 of 2011. Later heeft [slachtoffer] verklaard dat zij samen met haar moeder heeft opgezocht in welk jaar haar ouders zonder haar op vakantie zijn geweest en dat zij constateerden dat dit in 2010 was. De rechtbank zal de bewezenverklaring daarom beperken tot de periode 1 september 2010 tot en met 31 oktober 2010.
Partiële vrijspraak periode feit 1 primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat partiële vrijspraak moet volgen voor zover de tenlastelegging de periode van 1 november 2010 tot en met 29 september 2012 betreft, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte [slachtoffer] na genoemde vakantie en dus ook na 1 november 2010 heeft misbruikt. [slachtoffer] heeft hierover wisselend verklaard.
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank om diezelfde reden van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1 primair
in de periode van 1 september 2010 tot en met 31 oktober 2010 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , meermalen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen zijn, verdachtes, vinger(s) gebracht en/of geduwd in de vagina van die [slachtoffer] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf en/of de maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de eis gewezen op de vertrouwensschending door de verdachte en de gevolgen van het ernstige feit voor [slachtoffer] en haar gezin. Ondanks het blanco strafblad van de verdachte ziet de officier van justitie geen reden om af te wijken van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met het blanco strafblad, het minieme recidivegevaar, de slechte gezondheidstoestand van de verdachte en de verschillende medische afspraken die hij periodiek dient na te komen. De raadsvrouw stelt vraagtekens bij de detentiegeschiktheid van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft [slachtoffer] meerdere malen misbruikt, toen [slachtoffer] bij hem en zijn vrouw logeerde. Verdachte was als een oom voor [slachtoffer] en haar ouders waren goed en langdurig bevriend met de verdachte en zijn vrouw. [slachtoffer] had zich bij hem veilig moeten voelen. De rechtbank rekent dit misbruik verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft voor zijn eigen gerief de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] op grove wijze geschonden. Verdachte heeft zich daarbij niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen voor [slachtoffer] heeft of in de toekomst nog kan hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat het plegen van ontucht vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid en de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer. Uit de door [slachtoffer] op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de stukken die ter onderbouwing bij het verzoek tot schadevergoeding zijn gevoegd, blijkt dat het misbruik door de verdachte voor haar buitengewoon ingrijpend is geweest en ook nu nog is.
Verdachte heeft, door niets te willen verklaren, geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. De verdachte moet ervan worden doordrongen dat zijn handelingen volstrekt ontoelaatbaar zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is een vrijheidsbenemende straf, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, daarom de enige passende straf.
Ten aanzien van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het nagenoeg blanco strafblad van de verdachte en de omstandigheid dat de reclassering het recidiverisico als laag inschat. Van mogelijke detentieongeschiktheid van verdachte is uit de rapportage van de reclassering niet gebleken.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, omdat de bewezenverklaarde periode in deze zaak, kijkend naar wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, van beperktere omvang is.
Alles overwegend acht de rechtbank het passend en geboden om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van één jaar.
7. De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] , vertegenwoordigd door haar vader [vader slachtoffer] ( [vader slachtoffer] ), vordert primair een schadevergoeding van € 10.487,48 ter zake van de feiten 1 en 2, uitgaande van een bewezenverklaring van een periode van zes jaar, en subsidiair een schadevergoeding van € 4.487,48 ter zake van de feiten 1 en 2, uitgaande van een bewezenverklaring van een kortere periode. De vordering strekt tot vergoeding van € 487,48 aan materiële schade en voor het overige aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in de subsidiaire variant volledig toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair is zij van mening dat de primaire vordering moet worden afgewezen, nu deze gebaseerd is op een te ruime periode van zes jaar. Ten aanzien van de subsidiaire vordering moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de beantwoording van de vraag welke schade rechtstreeks het gevolg is van de ten laste gelegde feiten een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Meer subsidiair kan het materiële deel van de schadevergoeding volgens de verdediging worden toegewezen, het immateriële deel moet worden gematigd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, te weten materiële schade (reiskosten) à € 487,48. Dit bedrag zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 december 2019, zijnde de datum dat de vordering benadeelde partij is ingediend, tot aan de dag van de volledige voldoening.
De rechtbank is voorts van oordeel dat is voldaan aan de in de artikel 6:106 lid 1 onder b BW gestelde voorwaarden voor het toekennen van immateriële schadevergoeding. Door de bewezenverklaarde handelingen is de benadeelde partij in haar persoon aangetast. Ter onderbouwing van de immateriële schade is door de benadeelde partij aansluiting gezocht bij een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland.6.De rechtbank acht de aangehaalde casus vergelijkbaar met onderhavige zaak, maar zal het daarin toegewezen bedrag terug indexeren naar 2010, zijnde het jaar waarin de onrechtmatige daad werd gepleegd. De rechtbank acht een toewijzing tot een bedrag van € 3.000,00 redelijk en billijk en zal dit bedrag vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 oktober 2010, zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
De behandeling van het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij dat de thans toe te kennen immateriële schadevergoeding ad € 3.000,00 overstijgt, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij voor dit gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk is. Zij zal haar vordering tot vergoeding van de geleden schade in zoverre bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder feit 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schademaatregel besloten.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- -
spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- -
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van één jaar;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- -
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan [slachtoffer] te betalen een totaalbedrag van € 3.487,48, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 487,48 vanaf 5 december 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening en verder te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.000,00 vanaf 31 oktober 2010 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- -
bepaalt dat [slachtoffer] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten door [slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer] , een totaalbedrag van € 3.487,48 vermeerderd met de wettelijke rente over € 487,48 vanaf 5 december 2019 en verder vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.000,00 vanaf 31 oktober 2010 te betalen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis betalingsverplichting niet opheft;
- -
verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.C. van Wijmen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 december 2019.
Mr. De Groot en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 september 2012 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn, verdachtes, vinger(s) gebracht en/of geduwd in de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 september 2012 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- omhoog doen van de kleding van die [slachtoffer] en/of
- aanraken en/of betasten en/of strelen van en/of wrijven over de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- naar beneden en/of omlaag doen van zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek en/of
- door die [slachtoffer] laten aanraken en/of betasten van zijn, verdachtes, penis en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
2
hij in of omstreeks de periode van 30 september 2012 tot en met 29 september 2016 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens)
zijn, verdachtes, vinger(s) geduwd en/of gebracht in de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeksde periode van 30 september 2012 tot en met 29 september 2016 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- omhoog doen van de kleding van die [slachtoffer] en/of
- aanraken en/of betasten en/of strelen van en/of wrijven over de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- naar beneden en/of omlaag doen van zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek en/of
- door die [slachtoffer] laten aanraken en/of betasten van zijn, verdachtes, penis en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑12‑2019
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 28 augustus 2018 (p. 27, 28, 31) en het Verslag verbatim studioverhoor van getuige [slachtoffer] (los in het dossier, p. 3, 4, 8 tot en met 10, 16 en 17).
Proces-verbaal aangifte door [moeder slachtoffer] d.d. 14 augustus 2018 (p. 4, 5, 7 en 9) en de Uitwerking Verbatim van deze aangifte (los in het dossier, p. 12 en 13).
Proces-verbaal van verhoor getuige [zus slachtoffer] d.d. 23 augustus 2018 (p. 19 en 20).
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 20 augustus 2018 (p. 14 tot en met 16).
Rechtbank Midden-Nederland, 16 november 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:5614.