Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag betreffende uitlevering
Artikel 9 Non bis in idem
Geldend
Geldend vanaf 20-08-1979
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Aanvullende Protocol van 15-10-1975.
- Bronpublicatie:
15-10-1975, Trb. 1979, 119 (uitgifte: 14-08-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-08-1979
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-1975, Trb. 1979, 119 (uitgifte: 14-08-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Uitlevering wordt niet toegestaan, wanneer de persoon wiens uitlevering is verzocht, ter zake van het feit of van de feiten waarop dit verzoek was gegrond, door de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Partij onherroepelijk is berecht. Uitlevering kan worden geweigerd, indien de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Partij hebben besloten ter zake van hetzelfde feit of dezelfde feiten geen vervolging in te stellen, dan wel een ingestelde vervolging te staken.
2.
De uitlevering van een persoon tegen wie in een derde Staat die Partij is bij het Verdrag een onherroepelijk vonnis is gewezen voor het feit of voor de feiten op grond waarvan de uitlevering werd verzocht, wordt niet toegestaan:
- a.
wanneer de betrokken persoon bij dit vonnis is vrijgesproken;
- b.
wanneer de vrijheidsstraf of de andere opgelegde maatregel:
- i)
geheel is ondergaan;
- ii)
geheel, of wat het nog niet ten uitvoer gelegde gedeelte betreft, bij wege van gratie of amnestie is kwijtgescholden;
- c.
wanneer de rechter de dader van het strafbare feit heeft schuldig bevonden zonder oplegging van een sanctie.
3.
In de gevallen bedoeld in het tweede lid kan uitlevering wel worden toegestaan:
- a.
indien het feit dat aanleiding heeft gegeven tot het vonnis, is gepleegd tegen een tot de overheidsdienst van de verzoekende Staat behorende persoon, instelling of zaak;
- b.
indien de persoon tegen wie het vonnis is gewezen, zelf tot de overheidsdienst van de verzoekende Staat behoort;
- c.
indien het feit dat aanleiding heeft gegeven tot het vonnis, geheel of gedeeltelijk is gepleegd op het grondgebied van de verzoekende Staat of op een plaats die met zijn grondgebied wordt gelijkgesteld.
4.
Het bepaalde in de leden 2 en 3 vormt geen beletsel voor de toepassing van ruimere nationale bepalingen waardoor aan buitenlandse rechterlijke beslissingen ne bis in idem werking wordt toegekend.