NJB 2013/1788
Doorzoeking van vervoermiddelen ingevolge art. 23 WED: de toepassing van de in deze bepaling gegeven opsporingsbevoegdheid is niet beperkt tot de bijzondere plaatsen waar een in die wet bedoeld voorschrift vermoedelijk niet wordt nageleefd; het belang van de opsporing brengt mee dat bij aanwijzingen dat zo een voorschrift niet wordt nageleefd, ook vastgesteld moet kunnen worden waar zich een overtreding van dat voorschrift voordoet.
HR 25-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:3
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 juni 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A van Dorst, B.C. Savornin Lohman, W.F. Groos, J. Wortel en N. Jörg
- Zaaknummer
11/01500 E
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:3, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑06‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:3, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑01‑2013
- Wetingang
(WED art. 23)
Essentie
Doorzoeking van vervoermiddelen ingevolge art. 23 WED: de toepassing van de in deze bepaling gegeven opsporingsbevoegdheid is niet beperkt tot de bijzondere plaatsen waar een in die wet bedoeld voorschrift vermoedelijk niet wordt nageleefd; het belang van de opsporing brengt mee dat bij aanwijzingen dat zo een voorschrift niet wordt nageleefd, ook vastgesteld moet kunnen worden waar zich een overtreding van dat voorschrift voordoet.
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – opzettelijk, handelingen als bedoeld in art. 2 lid 1 Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met vervoermiddelen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.