Einde inhoudsopgave
Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen
Bijlage C Onopzettelijke productie
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2018
- Bronpublicatie:
05-05-2017, Trb. 2018, 45 (uitgifte: 04-04-2018, regelingnummer: SC-8/12)
- Inwerkingtreding
18-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-01-2018, Trb. 2018, 13 (uitgifte: 23-01-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Deel I. Aan artikel 5 onderworpen persistente organische verontreinigende stoffen
Deze Bijlage is van toepassing op de volgende persistente organische verontreinigende stoffen die onopzettelijk uit antropogene bronnen worden gevormd en vrijkomen:
Chemische stof
Polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen (PCDD's/PCDF's)
Polychloornaftalenen, waaronder dichloornaftalenen, trichloornaftalenen, tetrachloornaftalenen, pentachloornaftalenen, hexachloornaftalenen, heptachloornaftalenen en octachloornaftalenen
Pentachloorbenzeen (PeCB) (CAS-nummer: 608-93-5)
Hexachloorbenzeen (HCB) (CAS-nummer: 118-74-1)
hexachloorbutadieen (Cas-nummer 87-68-3)
Polychloorbifenylen (PCB 's)
Deel II. Broncategorieën
Polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen, polychloornaftalenen, waaronder dichloornaftalenen, trichloornaftalenen, tetrachloornaftalenen, pentachloornaftalenen, hexachloornaftalenen, heptachloornaftalenen en octachloornaftalenen, pentachloorbenzeen, hexachloorbenzeen, hexachloorbutadieen en polychloorbifenylen worden onopzettelijk gevormd en komen vrij bij thermische processen waarbij organisch materiaal en chloor aanwezig zijn, als gevolg van een onvolledige verbranding of chemische reacties. De volgende categorieën van bronnen vormen een relatief groot risico met het oog op de vorming en vrijkoming van deze chemische stoffen in het milieu:
- a.
afvalverbrandingsinstallaties, met inbegrip van bijstookinstallaties voor de verbranding van huishoudelijk afval, gevaarlijk afval, medisch afval of zuiveringsslib;
- b.
verbranding van gevaarlijke afvalstoffen in cementovens;
- c.
de productie van pulp met gebruikmaking van elementair chloor of chemische stoffen die elementair chloor genereren, voor bleekprocessen;
- d.
de volgende thermische processen in de metallurgische industrie:
- i.
secundaire koperproductie;
- ii.
sinterfabrieken in de ijzer- en staalindustrie;
- iii.
secundaire aluminiumproductie;
- iv.
secundaire zinkproductie.
Deel III. Broncategorieën
Polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen, polychloornaftalenen, waaronder dichloornaftalenen, trichloornaftalenen, tetrachloornaftalenen, pentachloornaftalenen, hexachloornaftalenen, heptachloornaftalenen en octachloornaftalenen, pentachloorbenzeen, en hexachloorbenzeen, hexachloorbutadieen en polychloorbifenylen kunnen ook onopzettelijk worden gevormd en vrijkomen bij de volgende categorieën van bronnen, met inbegrip van:
- a.
verbranding van afval in de open lucht, met inbegrip van vuilstortplaatsen;
- b.
thermische processen in de metallurgische industrie die niet in Deel II zijn vermeld;
- c.
verbrandingsbronnen in woningen;
- d.
verbranding van fossiele brandstoffen in warmwatervoorzieningen van nutsbedrijven en industriële warmwatervoorzieningen;
- e.
verbrandingsinstallaties voor hout en andere uit biomassa afkomstige brandstoffen;
- f.
specifieke chemische productieprocessen waarbij onopzettelijk gevormde persistente organische verontreinigende stoffen vrijkomen, in het bijzonder de productie van chloorfenolen en chloranil;
- g.
crematoria;
- h.
motorvoertuigen, in het bijzonder die gelode benzine gebruiken;
- i.
vernietiging van dierlijke kadavers;
- j.
het verven van textiel en leder (met chloranil) en het afwerken hiervan (met een alkaline-extract);
- k.
installaties voor de verwerking van voertuigwrakken;
- l.
langzame verhitting van koperen kabels;
- m.
afval-olieraffinaderijen.
Deel IV. Begripsomschrijvingen
1
Voor de toepassing van deze Bijlage wordt verstaan onder:
- a.
‘Polychloorbifenylen’, op zodanige wijze gevormde aromatische verbindingen dat de waterstofatomen op de bifenylmolecuul (twee benzeenringen die met elkaar verbonden zijn door een enkele koolstof-koolstofverbinding) kunnen worden vervangen door maximaal tien chlooratomen; en
- b.
‘Polychloordibenzo-p-dioxinen’ en ‘polychloordibenzofuranen’, tricyclische aromatische verbindingen die bestaan uit twee benzeenringen die met elkaar verbonden zijn door twee zuurstofatomen in polychloordibenzo-p-dioxinen en één zuurstofatoom en één koolstofatoom in polychloordibenzofuranen en waarvan de waterstofatomen kunnen worden vervangen door maximaal acht chlooratomen.
2
In deze Bijlage wordt de toxiciteit van polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen uitgedrukt door middel van gebruikmaking van het begrip toxische equivalentie waarmee de relatieve toxische activiteit van het type dioxine wordt gemeten van verschillende verwanten van polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen en coplanaire polychloorbifenylen in vergelijking met 2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine. De in het kader van dit Verdrag te hanteren toxische equivalentiefactoren moeten overeenkomen met de aanvaarde internationale normen, te beginnen met de door de Wereldgezondheidsorganisatie in 1998 gepubliceerde toxische equivalentiefactoren voor zoogdieren voor polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen en coplanaire polychloorbifenylen. De concentraties worden uitgedrukt in toxische equivalentie.
Deel V. Algemene richtsnoeren inzake de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken
Dit Deel omvat algemene richtsnoeren voor de Partijen voor de preventie of beperking van het vrijkomen van de in Deel I vermelde chemische stoffen.
A. Algemene preventieve maatregelen met betrekking tot zowel de beste beschikbare technieken als de beste milieupraktijken
Prioriteit moet worden gegeven aan de bestudering van een aanpak waarmee de vorming en het vrijkomen van in Deel I vermelde chemische stoffen worden voorkomen. De volgende maatregelen kunnen als nuttig worden aangemerkt:
- a.
het gebruik van technologie die weinig afval oplevert;
- b.
het gebruik van minder gevaarlijke stoffen;
- c.
de bevordering van terugwinning en hergebruik van afvalstoffen en van stoffen die tijdens het proces ontstaan en worden gebruikt;
- d.
vervanging van uitgangsmateriaal dat bestaat uit persistente organische verontreinigende stoffen of dat rechtstreeks verband houdt met het vrijkomen van persistente organische verontreinigende stoffen uit de bron;
- e.
programma's voor goed beheer en preventief onderhoud;
- f.
verbetering van het afvalbeheer, gericht op het staken van verbranding van afval in de open lucht en andere ongecontroleerde verbranding, zoals op afvalstortplaatsen. Bij de bestudering van voorstellen voor de bouw van nieuwe afvalverwijderingsinstallaties moeten alternatieven worden bestudeerd, zoals activiteiten ter maximale beperking van huishoudelijk en medisch afval, met inbegrip van bronherwinning, hergebruik en recycling van afval, afvalscheiding en bevordering van producten die minder afval genereren. In dit verband moet zorgvuldig rekening worden gehouden met de zorg voor de volksgezondheid;
- g.
het tot een minimum beperken van deze chemische stoffen als verontreinigingen in producten;
- h.
voorkomen dat elementair chloor of chemische stoffen die elementair chloor produceren worden gebruikt voor bleekprocessen.
B. Beste beschikbare technieken
De ratio van de beste beschikbare technieken is niet gericht op het voorschrijven van een specifieke techniek of technologie, maar doelt op de technische eigenschappen van de desbetreffende installatie, de geografische ligging ervan en de plaatselijke milieusituatie. Geschikte controletechnieken voor de beperking van het vrijkomen van de in Deel I vermelde chemische stoffen zijn in het algemeen hetzelfde. Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken moet in het algemeen of in specifieke gevallen aandacht worden besteed aan de onderstaande factoren, waarbij rekening moet worden gehouden met de te verwachten kosten en baten van een maatregel en het voorzorg- en preventiebeginsel:
- a.
Algemene overwegingen:
- i.
de aard, de gevolgen en de massa van de desbetreffende gevallen van vrijkomende chemische stoffen: de technieken kunnen afhankelijk van de omvang van de bron uiteenlopen;
- ii.
de datum van ingebruikneming van de nieuwe of bestaande installaties;
- iii.
de tijd die nodig is voor het omschakelen op een betere beschikbare techniek;
- iv.
het verbruik en de aard van de grondstoffen die bij het proces worden gebruikt en de energie-efficiëntie daarvan;
- v.
de noodzaak de algehele milieu-effecten en milieurisico's van vrijkomende chemische stoffen te voorkomen of tot een minimum te beperken;
- vi.
de noodzaak om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu tot een minimum te beperken;
- vii.
de noodzaak van bedrijfsveiligheid en gezondheid op het werk;
- viii.
vergelijkbare processen, installaties of toepassingsmethoden die met succes op industriële schaal zijn beproefd;
- ix.
de vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis.
- b.
Algemene maatregelen ter beperking van vrijkomende chemische stoffen: Bij het bestuderen van voorstellen voor de bouw van nieuwe installaties of ingrijpende wijziging van bestaande installaties waarbij processen worden gebruikt waarbij in deze Bijlage vermelde chemische stoffen vrijkomen, moet bij voorrang aandacht worden geschonken aan alternatieve processen, technieken of methoden die even nuttig zijn maar waarbij deze chemische stoffen niet worden gevormd en vrijkomen. In gevallen waarin deze installaties worden gebouwd of ingrijpend worden gewijzigd, kunnen ter vaststelling van de beste beschikbare technieken, naast de in Afdeling A van Deel V genoemde maatregelen de volgende beperkende maatregelen in overweging worden genomen:
- i.
gebruikmaking van verbeterde methoden voor de reiniging van rookgassen, zoals thermische of katalitische oxidatie, stofvangers of adsorptie;
- ii.
behandeling van restmaterialen, afvalwater, afval en zuiveringsslib, bijvoorbeeld door verhitting of door ze inert te maken of door chemische processen die ze ontgiften;
- iii.
wijzigingen in het procédé die leiden tot de vermindering of opheffing van vrijkomingen, zoals het gebruik van gesloten systemen;
- iv.
wijziging van procédés om voor een betere verbranding te zorgen en om de vorming van de in deze Bijlage vermelde chemische stoffen te voorkomen, door de aanpassing van parameters als de verbrandingstemperatuur en de verblijftijd.
C. Beste milieupraktijken
De Conferentie van de Partijen kan richtsnoeren ontwikkelen met betrekking tot de beste milieupraktijken.