Rb. Noord-Holland, 29-09-2022, nr. 9952549 \ CV EXPL 22-2294
ECLI:NL:RBNHO:2022:9114
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
29-09-2022
- Zaaknummer
9952549 \ CV EXPL 22-2294
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2022:9114, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 29‑09‑2022; (Bodemzaak, Verstek)
Uitspraak 29‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Verstek. Ambtshalve toetsing. Bestelknop voldoet niet. De eisende partij heeft dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9952549 \ CV EXPL 22-2294
Uitspraakdatum: 29 september 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Intrum Nederland B.V., rechtsopvolger van Intrum Justitia Nederland B.V., rechtsopvolger van Essent Retail Energie B.V.
gevestigd te Amersfoort
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder J.J. Sikkema
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
1. Het procesverloop
1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
2. De beoordeling
2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
Artikel 6:230v lid 3 BW is toegesneden op overeenkomsten die op elektronische wijze worden gesloten, zoals de onderhavige overeenkomst. In dit artikellid is als bijzondere verplichting bepaald dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
2.3.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269).
2.4.
Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop die de eisende partij hanteert, de woorden “Aanvraag versturen” staan. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Dat de gedaagde partij heeft gekozen voor betaling per automatische incasso (en dus op de hoogte was van een betalingsverplichting), maakt het oordeel niet anders. Er mag immers geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces. De eisende partij heeft dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Als gevolg daarvan is de overeenkomst vernietigbaar.
2.5.
De overeenkomst wordt vernietigd voor wat betreft de betalingsverplichting van de gedaagde partij. Immers, op grond van artikel 8 lid 2 van de Richtlijn consumentenrechten (Richtlijn 2011/83/EU) is (alleen) de consument niet gebonden aan de overeenkomst of bestelling als de bestelknop niet volstaat. De gedaagde partij is de gevorderde hoofdsom daarom niet verschuldigd. De eisende partij zal niet meer in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op deze gedeeltelijke vernietiging. Het gebrek aan de bestelknop kan namelijk niet worden gerepareerd en de kantonrechter ziet geen ruimte voor een andere sanctie. Aan ambtshalve toetsing van de overige (pre)contractuele informatieplichten komt de kantonrechter niet toe.
2.6.
Subsidiair vordert de eisende partij toewijzing van de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking als bedoeld in artikel 6:212 BW. Volgens de eisende partij is de gedaagde partij ongerechtvaardigd verrijkt doordat de gedaagde partij willens en wetens energie heeft gebruikt die de eisende partij heeft geleverd, terwijl daar geen rechtvaardigingsgrond voor was zoals een wettelijke regeling of rechtshandeling. Dit betoog gaat niet op. Vast staat namelijk dat tussen partijen een overeenkomst tot de levering van energie tot stand is gekomen die de verrijking aan de zijde van de gedaagde partij rechtvaardigt.
2.7.
De eisende partij voert meer subsidiair aan dat in het geval de rechtsgrond ongerechtvaardigde verrijking om welke reden dan ook niet wordt gehonoreerd, sprake is van onverschuldigde betaling en dat de vordering op die grond kan worden toegewezen. Het bestaan van een overeenkomst tussen partijen staat echter vast, zodat de voorwaarde voor deze stelling niet vervuld is en bovendien geen sprake kan zijn van onverschuldigde betaling. Ook deze grondslag kan daarom niet leiden tot toewijzing van de vordering.
2.8.
Resumerend wordt de vordering afgewezen, waarbij overigens wordt opgemerkt dat de eisende partij haar verplichtingen uit de overeenkomst nog wel moet nakomen.
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter