Hof Amsterdam, 24-02-2009, nr. 23-004822-06
ECLI:NL:GHAMS:2009:BH9411, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
24-02-2009
- Zaaknummer
23-004822-06
- LJN
BH9411
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2009:BH9411, Uitspraak, Hof Amsterdam, 24‑02‑2009
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BO4022, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BO4022
Uitspraak 24‑02‑2009
Inhoudsindicatie
bedreiging met zware mishandeling door tijdens een televisie-uitzending telefonisch van de politicus, die in de uitzending was, te eisen dat hij zou terugbellen en te zeggen dat hij (de beller) de politicus wat zou aandoen als deze niet zou terugbellen. De beller heeft ook gezegd dat hij de broer van Osama was.
Partij(en)
arrestnummer:
parketnummer: 23-004822-06
datum uitspraak: 24 februari 2009 (promis)
TEGENSPRAAK
(raadsman gemachtigd)
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2006 in de strafzaak onder parketnummer 13-421523-06 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 13 oktober 2006 en op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof deels tot andere beslissingen komt en kiest voor een andere bewijsconstructie dan de eerste rechter.
Vaststaande feiten
Op 2 oktober 2006 vond een televisie-uitzending plaats van het Vara-programma “De wereld draait door”, dat werd uitgezonden vanaf de locatie “Studio Plantage” in Amsterdam. Die avond waren Wouter Bos (destijds kandidaat fractievoorzitter in de Tweede kamer voor de Partij van de Arbeid en hierna te noemen: Bos) en [broer] (een broer van de verdachte en hierna te noemen: [broer] gespreksdeelnemers in het programma. Op een vraag van [naam], gespreksleidster, antwoordde Bos dat hij [broer] “genetisch” niet geschikt vond als minister . Vervolgens kwam op de redactie van het programma - op de locatie van waaruit het programma live werd uitgezonden - een telefoongesprek binnen van de verdachte. Het telefoongesprek werd beantwoord door de medewerkster van het programma [aangeefster] (hierna te noemen: [aangeefster]). Naar aanleiding van het telefoongesprek heeft [aangeefster] op 4 oktober 2006 aangifte ter zake van bedreiging gedaan. [Aangeefster] heeft in haar aangifte als volgt verklaard:
“Op 2 oktober 2006 te 20.00 uur, werd in het gebouw Plantage Studio, Plantage Kerklaan 36 te Amsterdam de bedreiging gepleegd. Ik ben werkzaam op de redactie van het televisieprogramma “De wereld draait door”. Op 2 oktober 2006 in de avond zaten de politicus Wouter Bos van de Partij van de Arbeid en [broer] in de uitzending. Omstreeks 20.00 uur ging op de redactie de telefoon. Nadat ik de telefoon opnam, sprak een man die zich meldde met de naam: [verdachte]. In eerste instantie sprak hij rustig maar daarna werd hij woedend. Hij eiste een verklaring van Wouter Bos voor de uitspraak van Bos dat het genetisch niet was bepaald dat [broer] minister kon worden. Hij zei dat Bos hem moest bellen. In het gesprek gaf hij zijn telefoonnummer op. De man sprak vervolgens bedreigend. Hij zei namelijk dat hij, wanneer Wouter Bos hem niet terug zou bellen, hem wat zou aandoen. Daarna uitte de man zich ook dreigend naar mij. Er moest worden teruggebeld anders zou hij mij ook wat aandoen. Ik moest het regelen anders wist hij mij wel te vinden. Hij zei verder dat hij familie was van Osama Bin Laden. Ik gaf het door aan de productieleidster. Zij heeft het toen doorgegeven aan de politiemensen die Wouter Bos begeleidden” .
Vervolgens is op 3 oktober 2006 door de daartoe schriftelijke gemachtigde [naam], beveiligingsambtenaar van de Tweede kamer der Staten-Generaal, namens Bos aangifte gedaan ter zake van bedreiging .
[Aangeefster] heeft op 5 augustus 2008 tegenover de raadsheer-commissaris het volgende verklaard : “De opbeller (het hof begrijpt: de verdachte ) zei mij dat hij het niet eens was met een uitlating van Wouter Bos. Deze persoon zei dat Wouter Bos in de uitzending zijn excuses moest maken en dat hij anders wel even naar de studio zou komen. Aanvankelijk was de opbeller rustig, maar in de loop van het telefoongesprek werd hij erg boos. Hij zei dat hij Wouter Bos en mij wel zou weten te vinden. Hij wist waar de studio was, begreep ik…ik heb tegenover de recherche zeker de waarheid gesproken”.
De verdachte heeft in zijn verhoor door de politie toegegeven dat hij tijdens het telefoongesprek tegen [aangeefster] heeft gezegd dat hij de broer van Osama was. Hij ontkent dat hij woorden heeft geuit van dreigende aard. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij geïrriteerd was over de uitspraak van Bos in het programma “De wereld draait door” en dat hij daarom heeft opgebeld.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal acht de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe gesteld dat [aangeefster] bij de politie heeft verklaard dat de verdachte haar en Bos heeft bedreigd en dat zij haar verklaring bij de raadsheer-commissaris heeft bevestigd. Bovendien heeft de getuige [getuige], die bij de verdachte was toen hij belde en het telefoongesprek heeft gehoord, verklaard dat de verdachte boos was over een uitspraak van Bos in het programma “De wereld draait door” en daarom belde . Daarnaast heeft de verdachte zelf verklaard dat hij na de opmerking van Bos geïrriteerd was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft primair verzocht de verdachte vrij te spreken van beide tenlastegelegde feiten nu de verdachte tijdens het telefoongesprek met [aangeefster] geen bedreigingen heeft geuit. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen bewezenverklaring kan volgen nu alle getuigenverklaringen zijn gebaseerd op de verklaring van [aangeefster]. Voorts bevatten de getuigenverklaringen veel inconsistenties waardoor zij onvoldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs te kunnen worden gebezigd.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken nu er geen sprake is van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte in zijn belangen is geschaad doordat de door hem gevraagde getuigen niet zijn gehoord.
Bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde (bedreiging Bos).
Gelet op de verklaringen van [aangeefster] tegenover de politie en de raadsheer-commissaris , de verklaring van [getuige] en de aangifte namens Bos , is komen vast te staan :
- -
dat de verdachte uit irritatie over de opmerking van Bos over de broer van de verdachte dat hij hem (die broer) genetisch niet geschikt vond om premier te worden, of een opmerking van die strekking, tijdens de uitzending heeft opgebeld naar de redactie van “De wereld draait door”;
- -
dat de verdachte tijdens dat gesprek zeer boos is geworden en heeft geëist dat Bos hem zou terugbellen en dat, als hij, Bos, dat niet zou doen hij hem (Bos) en ook [aangeefster] wat zou aandoen;
- -
dat de verdachte in de loop van het telefoongesprek ook heeft gezegd dat hij een broer van Osama was.
In hun context leveren die gebeurtenis en woorden een bedreiging op met zware mishandeling.
Genoemde bewoordingen zijn op zichzelf al bedreigend van aard maar die dreiging krijgt meer gewicht als het, zoals hier, gaat om een politicus die in het centrum van de belangstelling staat en die dikwijls in de openbaarheid optreedt en derhalve gemakkelijk te traceren.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman dat het bewijs niet geleverd kan worden nu de getuigenverklaringen zich enkel baseren op de verklaring van [aangeefster] en dat die verklaringen niet consistent zijn.
Hetgeen het hof bewezen acht wordt ontleend aan verschillende bronnen, waaronder de verklaring van de verdachte zelf. Dat een deel van de bedreigende woorden alleen door [aangeefster] zijn gehoord en anderen die dus alleen aan haar mededeling kunnen hebben ontleend, maakt haar verklaring niet minder geloofwaardig. De gebruikte bewoordingen, zoals en voorzover bewezen, zijn kort na de uitzending in haar eigen aangifte en in de aangifte namens Bos opgenomen. [Aangeefster] heeft de inhoud van haar aangifte tegenover de raadsheer-commissaris (onder ede) uitdrukkelijk bevestigd.
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde (bedreiging [aangeefster])
De bedreigingen van de verdachte waren primair gericht op Bos. Ook heeft [aangeefster] zich naar eigen zeggen niet echt bedreigd gevoeld. Het hof acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het verzoek om getuigen te horen
Ten aanzien van de afwijzing van de door de verdediging verzochte getuigen verwijst het hof naar hetgeen hieromtrent in het proces-verbaal ter terechtzitting van 19 maart 2008 door het hof is beslist.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 2 oktober 2006 in Nederland W. Bos (fractievoorzitter van de PvdA) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft de verdachte opzettelijk dreigend telefonisch tegen [aangeefster], werkzaam op de redactie van het televisieprogramma
“De wereld draait door”, gezegd dat wanneer Bos hem, verdachte, niet zou bellen hij, verdachte, die Bos wat zou aandoen en dat hij, verdachte, familie van Osama was,
althans woorden van gelijke aard of strekking.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door verwijzing naar de naam Osama zonder redelijke context heeft de verdachte doelbewust een associatie opgewekt met gewelddadigheden, die, in samenhang met de mededeling dat hij Bos, die gelet op diens positie vaak in de openbaarheid optreedt, wat zou aandoen wanneer deze hem niet zou terugbellen, als een daadwerkelijke bedreiging met zware mishandeling kan worden gekarakteriseerd. Ook blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 januari 2009 dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Anderzijds heeft het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de vrijspraak voor feit 2.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 30 (dertig) uren.
Beveelt dat bij niet naar behoren verrichten van de taakstraf, deze wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Heft op het geschorste bevel tot bewaring.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.L. Mastboom, mr. F.M.D. Aardema en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. C. Duijts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 februari 2009.
Mr. Van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Een proces-verbaal met nummer 2006253017-1 van 4 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam], doorgenummerde pagina’s 1-3.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2006253017-5 van 4 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam], inhoudende de verklaring van [aangeefster], doorgenummerde pagina’s 11-13.
Een geschrift, zijnde een schriftelijke machtiging van W. Bos aan [naam] van 3 oktober 2006, doorgenummerde pagina 8.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL15J2/2006/3551-2 van 3 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam], inhoudende een verklaring van [naam], gemachtigde van W. Bos, doorgenummerde pagina’s 9 en 10.
Een proces-verbaal van 5 augustus 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de in deze zaak aangewezen raadsheer-commissaris, inhoudende de verklaring van [aangeefster].
Een proces-verbaal met nummer 2006253017-4 van 3 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam], inhoudende de verklaring van de verdachte, doorgenummerde pagina’s 15-17.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzit¬ting in eerste aanleg van 13 oktober 2006.
Een proces-verbaal van 5 augustus 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de in deze zaak aangewezen raadsheer-commissaris, inhoudende de verklaring van [getuige].
Zie noot 2.
Zie noot 6.
Zie noot 9.
Zie noot 5.