NJ 2020/361
Ontvankelijkheid in cassatie. Na intrekking cassatiemiddel resteert klacht over schending inzendtermijn in cassatie. Geen toepassing van art. 80a RO.
HR 22-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1458
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 september 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M. Kuijer
- Zaaknummer
18/00987
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS234675:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1458, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑09‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:550, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑06‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑05‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑09‑2019
- Wetingang
Essentie
Ontvankelijkheid in cassatie. Na intrekking van het eerste cassatiemiddel resteert de klacht over schending van de inzendtermijn in cassatie. Geen toepassing van art. 80a RO.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.