HR 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:559, rov. 3.2.3.
HR, 14-10-2022, nr. 22/02352
ECLI:NL:HR:2022:1433, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-10-2022
- Zaaknummer
22/02352
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1433, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑10‑2022; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:730, Contrair
ECLI:NL:PHR:2022:730, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑07‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1433, Contrair
- Vindplaatsen
JGz 2023/3 met annotatie van Redactie
GZR-Updates.nl 2023-0085
Uitspraak 14‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Wvggz. Is alcoholverslaving van betrokkene psychische stoornis of gaat deze daarmee samen? Motivering.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 22/02352
Datum 14 oktober 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-BRABANT,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/01/379371/ FA RK 22-708 van de rechtbank Oost-Brabant van 25 maart 2022.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2. Uitgangspunten en feiten
2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden met daarin opgenomen diverse vormen van verplichte zorg.
(ii) De mondelinge behandeling heeft op 7 maart 2022 via een videoverbinding plaatsgevonden. Toen bleek dat betrokkene verhinderd was vanwege een afspraak in het ziekenhuis, heeft de rechtbank de behandeling aangehouden.
(iii) De mondelinge behandeling is via een videoverbinding voortgezet op 25 maart 2022. Daarbij heeft de rechtbank betrokkene, zijn advocaat en een GZ-psycholoog gehoord.
2.2
Bij beschikking van 25 maart 2022 heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de volgende vormen van verplichte zorg:
- het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het toelaten van ambulante hulpverlening.
2.3
Aan haar beslissing heeft de rechtbank het volgende ten grondslag gelegd.
De rechtbank is, anders dan de advocaat van betrokkene, van oordeel dat uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken voldoende blijkt dat sprake is van ernstig nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijke risico op ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing. De wijkverpleegkundige maakt zich in toenemende mate zorgen over de invloed van alcoholgebruik door betrokkene op zijn diabetes en zelfzorg. Er zijn aanwijzingen dat betrokkene zijn woonomgeving ernstig vervuilt en dat zijn persoonlijke verzorging verslechtert. Betrokkene heeft door diabetes wonden op zijn lijf. Volgens de wijkverpleegkundige verslechtert de staat van zijn wonden en is er een risico dat er amputatie(s) moet(en) gaan plaatsvinden. Betrokkene laat niemand binnen. De verpleegkundige wordt nog slechts in een soort garage toegelaten voor wondverzorging. Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Bij betrokkene is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol en een ernstig vermoeden van een neurocognitieve stoornis als gevolg van alcoholgebruik. Neurocognitief onderzoek is nog niet verricht.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Verplichte zorg is nodig om het (aanzienlijke risico op) ernstig nadeel af te wenden.
3. Beoordeling van het middel
3.1
Onderdeel I van het middel klaagt dat het oordeel van de rechtbank dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip psychische stoornis als bedoeld in de Wvggz, althans onvoldoende gemotiveerd is, omdat de rechtbank niet heeft vastgesteld dat er sprake is van een alcoholverslaving die het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend beïnvloedt dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend.
3.2.1
Verslaving aan middelen als alcohol en drugs kan op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz leiden. Er moet om tot toepassing van de Wvggz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard (‘comorbiditeit’).1.
3.2.2
De rechtbank heeft overwogen dat sprake is van ernstig nadeel en dat het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een neurocognitieve stoornis als gevolg van alcoholgebruik. Zij heeft niet vastgesteld dat bij betrokkene een psychische stoornis in de hiervoor in 3.2.1 bedoelde zin aanwezig is. Een dergelijke vaststelling ligt evenmin besloten in de overwegingen van de rechtbank, gelezen in verband met de medische verklaring. De klacht van het onderdeel is dus gegrond.
3.3
De overige klachten van het middel behoeven gelet op het voorgaande geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 maart 2022;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 14 oktober 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 14‑10‑2022
Conclusie 29‑07‑2022
Inhoudsindicatie
Wvggz. Is sprake van alcoholverslaving die het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend beïnvloedt dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend?
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/02352
Zitting 29 juli 2022
CONCLUSIE
M.L.C.C. Lückers
In de zaak
[betrokkene] ,verzoeker tot cassatie,advocaat: mr. G.E.M. Later,
tegen
Officier van Justitie arrondissementsparket Oost-Brabant,verweerder in cassatie,niet verschenen.
1. Inleiding en samenvatting
1.1
In deze Wvggz-zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat bij verzoeker tot cassatie (hierna: betrokkene) sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol en een ernstig vermoeden van een neurocognitieve stoornis als gevolg van alcoholgebruik. Het middel klaagt dat het oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip ‘psychische stoornis’ als bedoeld in de Wvggz. Het middel komt daarnaast op tegen het oordeel dat is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in deze wet.
2. Feiten en procesverloop
2.1
Op 17 februari 2022 heeft de officier van justitie de rechtbank Oost-Brabant verzocht om ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. Bij het verzoekschrift zijn onder meer overgelegd (i) een medische verklaring, op 14 februari 2022 opgesteld en ondertekend door een niet bij de behandeling betrokken psychiater1., (ii) het zorgplan/behandelplan van 17 februari 20222.en (iii) de bevindingen van de geneesheer-directeur van 15 februari 20223.. De officier van justitie heeft voorgesteld voor de gehele looptijd van de te verlenen machtiging daarin de volgende vormen van verplichte zorg op te nemen:- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;- beperken van de bewegingsvrijheid;- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;- opnemen in een accommodatie.
2.2
Op 7 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek via een Skypeverbinding plaatsgevonden. Ter zitting is gebleken dat betrokkene die dag verhinderd was vanwege een afspraak in het ziekenhuis. De rechtbank heeft daarop bepaald dat de zaak verder zal worden behandeld op 25 maart 2022. Op die dag is de behandeling voortgezet via een Skypeverbinding (in verband met het virus COVID-19). Gehoord zijn: betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, en [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog.
2.3
Bij beschikking van 25 maart 2022 heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de volgende vormen van verplichte zorg:- het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het toelaten van ambulante hulpverlening.
De rechtbank heeft bepaald dat de machtiging geldt tot en met 25 september 2022 en heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
2.4
De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“De advocaat van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling afwijzing van het verzoek bepleit, omdat het omschreven ernstig nadeel onvoldoende blijkt uit feiten. Dat betrokkene een ander soort leven leidt, maakt volgens de advocaat niet dat sprake is van (dreigend) ernstig nadeel.
De rechtbank is (…) van oordeel dat uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken (…) voldoende blijkt dat sprake is van ernstig nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op: ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing. De wijkverpleegkundige maakt zich in toenemende mate zorgen over de invloed van alcoholgebruik door betrokkene op zijn diabetes en zelfzorg. Er zijn aanwijzingen dat betrokkene zijn woonomgeving ernstig vervuilt en dat zijn persoonlijke verzorging verslechtert, Betrokkene heeft door diabetes wonden op zijn lijf. Volgens de wijkverpleegkundige verslechtert de staat van zijn wonden en is er een risico dat er amputatie(s) moet(en) gaan plaatsvinden. Betrokkene laat niemand binnen. De verpleegkundige wordt slechts nog in een soort garage toegelaten voor wondverzorging.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Bij betrokkene is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol en een ernstig vermoeden van een neurocognitieve stoornis als gevolg van alcoholgebruik. Neurocognitief onderzoek is nog niet verricht.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. (…) Verplichte zorg is nodig om voornoemd (aanzienlijk risico op) ernstig nadeel af te wenden.”
2.5
Na uiteen te hebben gezet waarom bepaalde vormen van verplichte zorg wel in de machtiging worden opgenomen en andere vormen van verplichte zorg waarom was verzocht, niet, heeft de rechtbank vervolgens geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben, dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief, dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene, en dat gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.6
Namens betrokkene is – tijdig4.– beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweerschrift ingediend.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1
Het middel bevat twee onderdelen. Onderdeel I geeft eerst de hiervoor in alinea 2.4 weergegeven passage weer. Het onderdeel klaagt vervolgens dat het oordeel dat bij betrokkene sprake is van een stoornis blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip ‘psychische stoornis’ als bedoeld in de Wvggz, althans dat dit oordeel onbegrijpelijk is dan wel onvoldoende gemotiveerd. De klacht wordt toegelicht in de punten 1.1 – 1.3. Ik zal hieronder eerst de toelichting weergeven en daarna de klacht bespreken.
3.2
In de toelichting onder 1.15.staat dat de rechtbank weliswaar overweegt dat er bij betrokkene sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol, maar dat niet is vastgesteld dat er sprake is van een alcoholverslaving die het denken, voelen, willen, oordelen van doelgericht handelen zo ingrijpend beïnvloedt dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend. Volgens de toelichting volgt net als in HR 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:5596.uit hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot het ernstig nadeel niet dat betrokkene een psychische stoornis heeft in de zin van de Wvggz. In de toelichting worden vervolgens vier passages uit het proces-verbaal7.geciteerd. In deze passages vraagt de advocaat van betrokkene onder meer wat nu specifiek de doorslaggevende psychische stoornis is en geeft zij aan dat zij vragen heeft bij het ernstig nadeel: “De stoornis betreft dus een vermoedelijke verslaving en het omschreven ernstig nadeel is niet gebaseerd op feiten”. Volgens de toelichting blijkt uit het proces-verbaal met name dat men zich zorgen maakt. Als echter niet duidelijk een stoornis is vastgesteld dan is dit voor de Wvggz niet relevant, aldus de toelichting.
3.3
In de toelichting onder 1.2 wordt ingegaan op de bevindingen van de geneesheer-directeur en de medische verklaring. In de toelichting staat, puntsgewijs weergegeven, het volgende:
- Uit de niet door hem ondertekende bevindingen blijkt dat de geneesheer-directeur van mening is dat het noodzakelijk is om een zorgmachtiging te verlenen.
- Uit de medische verklaring blijkt dat de psychiater alleen via het badkamerraam betrokkene heeft gehoord dat hij niet in gesprek wil zolang hij niet weet welke contactpersoon vanuit de gemeente de aanvraag voor de zorgmachtiging heeft gedaan. Kennelijk is dat niet doorgegeven en heeft er dus geen onderzoek plaatsgevonden.
- Uit rubriek 4.b van de medische verklaring volgt dat de psychiater van de zorgverantwoordelijke informatie heeft ontvangen over betrokkene. Het is dan ook logisch dat het zorgplan en de medische verklaring overeenkomen.
- De psychiater vermeldt in rubriek 4.b dat er vanuit de buurt signalen zijn dat betrokkene voor overlast zorgt. Als er echter naar de informatie van de politie wordt gekeken dan blijkt dat er in oktober 2021 een melding van te harde muziek is gedaan maar dat het ter plaatse rustig was toen men kwam kijken. De informatie komt dus van de zorgverantwoordelijke en uit de inhoud van rubriek 6.d van de medische verklaring blijkt dat de vervuiling en zelfverwaarlozing zijn beschreven door wijkverpleegkundigen. Zij hebben het over de wondverzorging en persoonlijke hygiëne van betrokkene, niet over de vraag of er sprake is van een psychische stoornis.
3.4
In de toelichting onder 1.3 wordt ingegaan op de zorgkaart8.en het zorgplan/behandelplan. In de toelichting staat het volgende:
- De zorgkaart is niet ondertekend door betrokkene en was ten tijde van de bestreden beschikking niet meer actueel.
- Men kan zich afvragen of het zorgplan van 17 februari 2022 is gebaseerd op de werkelijke situatie van betrokkene, omdat blijkens rubriek 8.a van dit zorgplan daarover met betrokkene geen gesprek is gevoerd omdat hij contact weigert.
- Informatie komt kennelijk van een wondverpleegkundige of wijkverpleegkundige maar die zijn niet “aan het woord gelaten” en hebben ook geen stukken ingeleverd.
3.5
Na deze toelichting stelt het onderdeel dat in elk geval kan worden vastgesteld dat de rechtbank niet heeft onderzocht óf en dus ook onvoldoende heeft gemotiveerd dát bij betrokkene sprake is van een alcoholverslaving die het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend beïnvloedt dat hem het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend. Er is volgens het onderdeel “dus niet vastgesteld dat er sprake is van een geestesstoornis en dus valt de basis voor het verlenen van een zorgmachtiging weg”. Het onderdeel stelt dat een vermoeden ten aanzien van iets geen reden kan zijn om een zorgmachtiging te verlenen, mede gelet op art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM. Zo er al sprake zou zijn van een stoornis, dan nog ontbreekt de causaliteit met het ernstig nadeel, zo besluit het onderdeel.
3.6
In de zaak die heeft geleid tot de in de toelichting onder 1.1 genoemde beschikking HR 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:5599.oordeelde de rechtbank dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, te weten een chronische stoornis in alcoholgebruik, een recidiverende pancreatitis en een insulineafhankelijke DM-type I. De rechtbank oordeelde vervolgens dat de stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in: levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. In cassatie werd geklaagd dat het oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip ‘psychische stoornis’ als bedoeld in de Wvggz. Weliswaar is sprake van een alcoholverslaving, zo stelde het middel, maar dit is onvoldoende om een psychische stoornis in de zin van de Wvggz te kunnen aannemen. Ook volgde volgens de klacht uit de overwegingen van de rechtbank niet dat de alcoholverslaving gepaard gaat met psychische stoornissen van zodanige ernst dat de stoornis de gevaarvolle daden van betrokkene overwegend beheerst. De Hoge Raad oordeelde als volgt:
3.2.3
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever met betrekking tot verslaving aan middelen als alcohol en drugs niet beoogd heeft het toepassingsbereik van de Wvggz uit te breiden ten opzichte van dat van de op 31 december 2019 vervallen Wet Bopz.10.Daarom moet worden aangenomen dat verslaving aan middelen als alcohol en drugs op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz kan leiden. Er moet om tot toepassing van de Wvggz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard (‘comorbiditeit’).11.
3.2.4
Het onderdeel klaagt terecht dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd dat de alcoholverslaving van betrokkene het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend beïnvloedt dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend. Uit de door de rechtbank genoemde lichamelijke klachten van betrokkene en de omstandigheid dat het betrokkene nog niet is gelukt langdurig te stoppen met het gebruik van alcohol, volgt niet dat betrokkene een psychische stoornis heeft in de zin van de Wvggz. De inhoud van de medische verklaring is evenmin toereikend om dat oordeel te rechtvaardigen. Mede gelet op de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, is zonder toelichting niet duidelijk waarop de rechtbank (…) doelt met de verwijzing naar de mondelinge behandeling, zodat ook daaruit niet volgt dat betrokkene een psychische stoornis heeft in de zin van de Wvggz.”
3.7
Verslaving aan middelen als alcohol en drugs kan derhalve op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz leiden. Om tot toepassing van deze wet te komen, moet sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard.
3.8
De rechtbank heeft geoordeeld dat bij betrokkene sprake is van (i) een stoornis in het gebruik van alcohol en (ii) een ernstig vermoeden van een neurocognitieve stoornis als gevolg van alcoholgebruik. Tegen het onder (ii) genoemde oordeel komt het middel, als ik het goed zie, niet op. De rechtbank heeft de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf niet letterlijk weergegeven. Uit het oordeel dat bij betrokkene sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol in combinatie met het oordeel dat het ernstig vermoeden bestaat dat bij hem tevens sprake is van een neurocognitieve stoornis als gevolg van alcoholgebruik blijkt mijns inziens evenwel genoegzaam dat de rechtbank die maatstaf wel heeft toegepast. Een neurocognitieve stoornis is namelijk een stoornis in één of meer cognitieve functies. Dit kan problemen opleveren met onder meer het geheugen, gedrag en het oplossen van problemen. In haar beslissing heeft de rechtbank tot uiting willen brengen dat de alcoholverslaving van betrokkene gecombineerd met (i) een sterk vermoeden van cognitieve achteruitgang en (ii) de afwezigheid van enig ziekte-inzicht bij hem leidt tot de situatie dat de alcoholverslaving het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend beïnvloedt dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend. Dat alleen sprake is van een ernstig vermoeden dat bij betrokkene sprake is van een neurocognitieve stoornis en dat deze diagnose niet daadwerkelijk is gesteld acht ik niet van doorslaggevende betekenis om daar anders over te oordelen. De geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke schrijven beiden dat bij betrokkene sprake is van “oordeel- en kritiekstoornissen” en “afwezig ziekte-inzicht”. Het stond de rechtbank vrij om af te gaan op de door hen verstrekte schriftelijke informatie. Dat de niet behandelend psychiater bij het opstellen van de medische verklaring is afgegaan op informatie die zij van derden (waaronder de zorgverantwoordelijke) heeft ontvangen heeft als achtergrond dat zij meermaals tevergeefs heeft geprobeerd om met betrokkene in gesprek te komen.
3.9
Uit het voorgaande volgt dat het oordeel dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis (in de zin van de Wvggz) geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. De rechtsklachten kort vóór de toelichting onder 1.1 en kort ná de toelichting onder 1.3 falen derhalve. In het licht van de inhoud van de medische verklaring, de bevindingen van de geneesheer-directeur en het zorgplan is het oordeel evenmin onbegrijpelijk. De problematiek bij betrokkene komt met name naar voren uit het door de zorgverantwoordelijke opgestelde zorgplan/behandelplan. De psychiater verwijst in de door haar afgegeven medische verklaring naar de informatie van de zorgverantwoordelijke. De zorgverantwoordelijke heeft in rubriek 3 (“Probleemomschrijving”) het volgende geschreven:
“a. Probleembeschrijving volgens zorgverantwoordelijke
Misbruik en afhankelijkheid Alcohol.
Cliënt is erg vermijdend in het contact met hulpverlening en stelt zich rigide op. Verslechtering trad op nadat moeder is overleden en de structuur geheel wegviel. Mede sprake van oordeel- en kritiekstoornis waarschijnlijk als gevolg van alcoholmisbruik.
Somatisch heeft er verslechtering opgetreden en kans op verdere amputatie van tenen, voeten of onderbenen.
Geen sprake van motivatie of ziekte inzicht, iets aan de situatie te doen/veranderen. Accepteert weliswaar de aandacht en controle van ziekenhuis en wijkverpleging, doet echter weinig tot niets aan preventie of leven[s]stijlaanpassing. Cliënt heeft geen revalidatie-traject aangenomen voor zijn gebroken heup. De zorg van Novadic-kentron werd geaccepteerd toen de vorige zorgmachtiging werd aangevraagd. Toen deze werd afgekeurd is cliënt niet meer afspraken nagekomen en is het dossier gesloten.
b. Lichamelijke problemen (voor zover relevant)
Vaatproblemen, wonden aan voeten. Kans op verdere amputatie van tenen, voeten of onderbenen. Last van tenen waarvoor cliënt wel naar het ziekenhuis gaat en thuiszorg accepteert.
c. Wat is de eigen beleving en duiding van wat er aan de hand is?
Ernstige alcoholverslaving waarbij de zelfzorg, hygiëne van de woning een gevaar (ernstig nadeel) oplevert voor de gezondheid van cliënt.
(…)
e. Wat zijn de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven, voor zover deze ontbreken?
Nakomen van afspraken met hulpverlening en samenwerken met betrokken die willen helpen de basale zaken die nodig zijn voor de zelfzorg, voeding inname en hygiëne in huis te verbeteren.”
3.10
Ook de slotklacht dat, zo er al sprake zou zijn van een geestesstoornis, causaal verband tussen deze stoornis en het ernstig nadeel ontbreekt, faalt. Het oordeel van de rechtbank dat het ernstige vermoeden bestaat dat het aanwezig geoordeelde ernstig nadeel (ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing) wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, is niet onjuist en evenmin onbegrijpelijk in het licht van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen naar voren is gebracht tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2022. Naast de hiervoor weergegeven passage wijs ik op de volgende, ter zitting afgelegde verklaring van de GZ-psycholoog (proces-verbaal, blz. 1 – 2):
“Op de vraag van de rechtbank te vertellen over het ernstig nadeel, antwoord ik dat ik geen behandelaar van betrokkene ben.12.Betrokkene heeft niet veel goesting om met ons te spreken. Uit de stukken blijkt dat het huis van betrokkene vol met spullen staat waardoor er sprake is van brandgevaar. Ook zijn er hygiëneproblemen. Betrokkene heeft diabetes en heeft wondverzorging nodig. Men vreest dat alcoholgebruik en slechte wondverzorging ernstig nadeel oplevert voor de gezondheid van betrokkene. De gezondheid van betrokkene gaat achteruit. Volgens de verpleegkundige ziet de wond die betrokkene heeft er steeds slechter uit en ziet betrokkene er in het geheel ook slechter uit omdat hij slecht voor zichzelf zorgt. Er is een risico dat uiteindelijk de tenen, voet(en) of been/benen van betrokkene geamputeerd moeten worden. Alcoholgebruik tast ook zijn vaten aan wat niet bevorderlijk is voor zijn diabetes.”
3.11
De psychiater die de medische verklaring heeft afgegeven heeft daarin vermeld dat het ernstig nadeel voor betrokkene bestaat uit overlijden als gevolg van complicaties van het alcoholgebruik en ernstige zelfverwaarlozing. De zorgverantwoordelijke heeft in het zorgplan geschreven dat het (dreigend) ernstig nadeel voor betrokkene en diens omgeving is: amputatie van ledematen, onder invloed zijn en zichzelf beschadigen, door de slechte hygiëne in de woning de gezondheid in gevaar brengen. Het behoefde geen nadere toelichting dat overmatig alcoholgebruik als gevolg van een alcoholverslaving, gecombineerd met een sterk vermoeden van cognitieve achteruitgang en het niet hebben van ziekte-inzicht, voor betrokkene, die diabetes heeft, nadelige gevolgen zal hebben. Het meest in het oog springende gevaar dat uit de overgelegde stukken naar voren komt is de noodzaak tot verdere amputatie van ledematen. De rechtbank heeft op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting tot het oordeel kunnen komen dat causaal verband tussen de stoornis en het geconstateerde ernstig nadeel aanwezig is.
3.12
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat het onderdeel faalt.
3.13
Onderdeel II is gericht tegen het volgende oordeel:
“(…) De rechtbank is in het kader van proportionaliteit van oordeel dat de komende periode bezien zal moeten worden in hoeverre ambulante zorg alsnog in een gedwongen kader van de grond komt en opname niet nodig zal zijn. Om die reden voegt de rechtbank de vorm van zorg die ziet op ambulante hulpverlening toe aan de zorgmachtiging. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dus de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het toelaten van ambulante hulpverlening.
Verplicht toedienen van vocht, voeding en medicatie is niet nodig om ernstig nadeel af te wenden. Deze verzochte vorm van verplichte zorg zal daarom worden afgewezen.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. (…)”
3.14
Het onderdeel klaagt dat deze overwegingen in het licht van de gedingstukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd onbegrijpelijk zijn, althans onvoldoende gemotiveerd.
3.15
In de toelichting onder 2.1 wordt eerst het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 maart 2022 integraal overgenomen. In de toelichting staat vervolgens, puntsgewijs weergegeven, het volgende:
- Ter zitting van 7 maart 2022 was betrokkene niet aanwezig omdat hij een afspraak had voor somatische behandeling in het ziekenhuis. De somatische problematiek is in dit geval kennelijk het belangrijkste. Uit niets blijkt dat betrokkene zich niet volledig laat behandelen voor die problematiek.
- Kennelijk maakt men zich zorgen, maar het is de vraag of het verlenen van een zorgmachtiging dan proportioneel is.
- Als iemand een zorgmachtiging als foltering beschouwt, dan zou men zich moeten afvragen of die zorgmachtiging, als er al sprake is van een stoornis en van daaruit voortvloeiend ernstig nadeel, evenredig en effectief is.
- Het is een feit van algemene bekendheid dat stress niet goed is voor diabetes. Als iemand diabetes heeft, kan stress het bloedsuikergehalte flink ontregelen en verhogen. Betrokkene is kennelijk erg op zijn privacy gesteld en van een noodzaak van een inbreuk op zijn rechten uit hoofde van art. 8 EVRM blijkt niet.
3.16
Het onderdeel klaagt dat onjuist is het oordeel dat wordt voldaan aan de voorwaarden van art. 3:3, onder b – d, Wvggz, althans dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom aan die voorwaarden is voldaan.
3.17
Ik meen dat het onderdeel niet voldoet aan de eisen die aan een cassatiemiddel worden gesteld. Het gaat te ver om in een procesinleiding het proces-verbaal van de mondelinge behandeling integraal op te nemen zonder vervolgens een duidelijke klacht te formuleren die enig raakvlak heeft met de inhoud van dat proces-verbaal. Zo de Hoge Raad van oordeel mocht zijn dat het onderdeel wel voldoet aan de eisen van art. 426a lid 2 Rv dan meen ik dat het onderdeel faalt op grond van het volgende.
3.18
Art. 3:3, aanhef en onder b – d, Wvggz bepaalt:
“Indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis (…) leidt tot ernstig nadeel kan als uiterste middel verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:1 worden verleend, indien:
(…)
b. er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn;
c. het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en
d. redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.”
3.19
Ik acht het oordeel dat er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben, niet onjuist. Het oordeel behoefde ook geen nadere motivering dan is gegeven. Ik wijs er daarbij allereerst op dat de rechtbank heeft geoordeeld dat gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Tegen dit oordeel komt het middel niet op. Ik wijs er verder op dat de rechtbank de meeste van de vormen van verplichte zorg waar de officier van justitie om had verzocht, waaronder ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ en ‘opnemen in een accommodatie’, niet in de zorgmachtiging heeft opgenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgmachtiging vorig jaar is afgewezen omdat betrokkene ambulant geholpen wilde worden, dat deze hulp door de zorgmijdende houding van betrokkene niet behoorlijk van de grond is gekomen, dat in het kader van proportionaliteit de komende periode bezien zal moeten worden in hoeverre ambulante zorg alsnog in een gedwongen kader van de grond komt en opname niet nodig zal zijn, en dat om die reden de vorm van zorg die ziet op ambulante hulpverlening aan de zorgmachtiging wordt toegevoegd. De rechtbank achtte om die reden de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het toelaten van ambulante hulpverlening.
3.20
Ook het oordeel dat de voorgestelde (lees: in de zorgmachtiging opgenomen) verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief, acht ik niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd in het licht van (i) de vastgestelde stoornis (alcoholverslaving en een sterk vermoeden van cognitieve achteruitgang), (ii) het aanwezig geoordeeld ernstig nadeel (waaronder ernstige zelfverwaarlozing, achteruitgang van de persoonlijke verzorging en risico op verdere amputatie van tenen, voeten of onderbenen), (iii) het gebrek aan motivatie en (iv) de afwezigheid bij betrokkene van enig zelfinzicht. De in de zorgmachtiging opgenomen twee vormen van verplichte zorg stellen de zorgverantwoordelijke en de overige zorgverleners in staat om betrokkene die ambulante hulp te bieden die hij nodig heeft. De zorgmachtiging laat het toepassen van verdergaande, meer beperkende vormen van verplichte zorg niet toe.
3.21
In het licht van het voorgaande is het oordeel dat in de onderhavige zaak is voldaan aan de in art. 3:3, aanhef en onder b – d, Wvggz genoemde voorwaarden niet onjuist. Het oordeel is evenmin onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
3.22
Nu beide onderdelen falen, dient het cassatieberoep te worden verworpen.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑07‑2022
Zie productie 4 van het in cassatie overgelegde procesdossier.
Productie 6 van het overgelegde procesdossier.
De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking van 7 maart 2022 overwogen dat de bevindingen dateren van 17 februari 2022. Op de brief van de geneesheer-directeur (productie 3 van het overgelegde procesdossier) staat echter 15 februari 2022. De brief is niet ondertekend.
De toelichting onder 1.1 heeft als kopje: “Stoornis in het gebruik van alcohol sec is geen stoornis, zoals door uw hoge raad vastgesteld”.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 maart 2022 is overgelegd als productie 13.
De op 11 februari 2021 opgemaakte zorgkaart is overgelegd als productie 5. De zorgkaart is niet ondertekend.
De Hoge Raad verwijst hier naar: Kamerstukken II, 2009/10, 32 399, nr. 3, blz. 11 – 12.
De Hoge Raad verwijst hier naar: HR 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:461 (JVggz 2017/16 m.nt. W.J.A.M Dijkers) en HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1936 (NJ 2018/413).
Het zorgplan vermeldt als zorgverantwoordelijke: “ [GZ-psycholoog] ”. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 maart 2022 vermeldt de rechtbank dat is verschenen: “ [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog”. Ik ga ervan uit dat dit één en dezelfde persoon is.