Rb. Dordrecht, 19-07-2012, nr. 98316 / KG ZA 12-101
ECLI:NL:RBDOR:2012:BX1916
- Instantie
Rechtbank Dordrecht
- Datum
19-07-2012
- Zaaknummer
98316 / KG ZA 12-101
- LJN
BX1916
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2012:BX1916, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 19‑07‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 19‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Gevorderde opheffing van derdenbeslag wordt afgewezen, nu de eventuele ondeugdelijkheid van de gepretendeerde vordering in een bodemprocedure uitgemaakt moet worden. Ook is niet summierlijk gebleken dat beslag onnodig is. Subsidiair gevorderde tegenzekerheid wordt eveneens afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 98316 / KG ZA 12-101
vonnis in kort geding van 19 juli 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOLIDT KUNSTSTOFTOEPASSING B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
eiseres,
advocaat mr. R.M. Avezaat J.A. Visser,
tegen
de naamloze vennootschap
SEVENBORGH VASTGOED N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.A. Vermeulen.
Partijen worden hieronder aangeduid als Bolidt en Sevenborgh.
1. Het procesverloop
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 27 juni 2012;
- -
de mondelinge behandeling ter openbare terechtzitting van 5 juli 2012;
- -
de pleitnotities van mr. Vermeulen.
- -
de door beide partijen overgelegde producties.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1
Bolidt en Sevenborgh hebben in 2001 een aannemingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan Bolidt een parkeerdek aan Sevenborgh heeft geleverd. Daarbij is de bovenlaag van het parkeerdek voorzien van een laag ‘Bolidrain’ genaamd. Partijen zijn een garantietermijn van in ieder geval 5 jaar overeengekomen, met de optie om deze onder bepaalde voorwaarden te verlengen tot 10 jaar.
2.2
In oktober 2011 heeft Sevenborgh een kort geding-procedure tegen Bolidt aanhangig gemaakt bij de rechtbank te ’s-Gravenhage, met als grondslag dat het door Bolidt geleverde ‘Bolidrain’ niet de tussen partijen overeengekomen duurzame kwaliteit zou hebben en Bolidt voorts tekort zou schieten in de nakoming van een tussen partijen overeengekomen garantietermijn van 10 jaar.
2.3
Bij vonnis van 12 december 2011 heeft de Voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Gravenhage de vorderingen van Sevenborgh afgewezen. Volgens de Voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat tussen partijen met betrekking tot het parkeerdeksysteem op enig moment een garantietermijn van 10 jaar is overeengekomen. Voorts is geoordeeld dat in een bodemprocedure moet worden vastgesteld of het geleverde ‘Bolidrain’ niet de door Bolidt gegarandeerde eigenschappen heeft.
2.4
Na daartoe op 10 mei 2012 toestemming van de Voorzieningenrechter van de rechtbank te Dordrecht te hebben verkregen, heeft Sevenborgh op 15 mei 2012 ten laste van Bolidt conservatoir derdenbeslag laten leggen. De vordering is daarbij begroot op een bedrag van € 600.000,--.
3. De vordering
3.1
Bolidt vordert primair opheffing van het gelegde derdenbeslag binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis met veroordeling van Sevenborgh om bij opheffing van het beslag die formaliteiten te verrichten die nodig zijn om de opheffing feitelijk te effectueren, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Sevenborgh in de proceskosten.
Subsidiair vordert Boldit veroordeling van Sevenborgh tot het stellen van tegenzekerheid door een deugdelijke Nederlandse bank voor de schade die Bolidt als gevolg van het beslag lijdt tot een maximum van € 600.000,-- binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan het beslag automatisch wordt opgeheven na afloop van 24 uur, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Sevenborgh in de proceskosten.
3.2
Bolidt stelt dat de vordering van Sevenborgh ondeugdelijk is omdat partijen nimmer verlenging van de garantietermijn van 5 jaar naar 10 jaar overeengekomen zijn alsmede dat een causaal verband tussen de schade en de door Sevenborgh gestelde tekortkoming ontbreekt. Bovendien stelt Bolidt dat het leggen van beslag onnodig is, nu Bolidt gezien haar omzet, winst en kredietwaardigheid een financieel zeer gezonde vennootschap is en om die reden voldoende verhaal biedt bij een eventuele toewijzing van de door Sevenborgh gepretendeerde vordering.
Bolidt leidt reputatieschade vanwege het onterecht gelegde beslag, waarvoor zij Sevenborgh aansprakelijk houdt. Om die reden wordt subsidiair gevorderd dat Sevenborgh voldoende zekerheid stelt voor het gelegde beslag.
3.3
Sevenborgh heeft de vordering gemotiveerd weersproken.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. Nu niets is gesteld of gebleken omtrent schending van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, terwijl geen (vervangende) zekerheid is aangeboden, gaat het in deze zaak uitsluitend om de beoordeling van de (on)deugdelijkheid van het door Sevenborgh ingeroepen recht alsmede om het (on)nodige van het gelegde beslag.
4.2
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk dan wel dat het beslag onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.3
Vooropgesteld wordt dat (de gemachtigde van) Sevenborgh de Voorzieningenrechter in haar beslagverzoek van 8 mei 2012, bewust dan wel onbewust, niet volledig heeft geïnformeerd, aangezien in dat verzoek het vonnis van 12 december 2011 van de Haagse Voorzieningenrechter niet wordt vermeld. Dit neemt niet weg dat na lezing van dat vonnis aannemelijk is dat de Voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht niettemin tot verlening van verlof voor het derdenbeslag zou zijn overgegaan indien dat vonnis wél in het beslagverzoek zou zijn vermeld. Immers zal de juistheid van de stelling dat het geleverde ‘Bolidrain’ niet aan de overeenkomst voldoet in een bodemprocedure uitgemaakt moeten worden. Of de door Sevenborgh gepretendeerde vordering ondeugdelijk is, zodat het ten laste van Bolidt gelegde derdenbeslag zou moeten worden opgeheven, is, nu de standpunten van partijen daarvoor zeer ver uit elkaar liggen, voorshands niet vast te stellen.
4.4
De opheffing van een conservatoir beslag kan voorts worden bevolen indien summierlijk blijkt van het onnodige van het beslag. In dit verband wordt voorbij gegaan aan de stelling van Bolidt dat zij een financieel gezonde onderneming is en dat zij om die reden voor Sevenborgh voldoende verhaal zou bieden bij een eventuele toewijzing van de gepretendeerde vordering. Bolidt heeft ter staving van haar stelling alleen de jaarcijfers van 2010 overgelegd en geen jaarcijfers over het jaar 2011, zodat geen inzicht is verschaft in haar actuele financiële situatie, wat heden ten dage toch bepaald belangrijk is. Nu Bolidt ook geen zekerheid ter hoogte van de begrote vordering heeft willen stellen, kan niet van onnodigheid van het gelegde beslag worden gesproken, aangezien Sevenborgh bij opheffing van het beslag geen zekerheid meer zal hebben om een eventuele betaling van Bolidt te verkrijgen.
4.5
Gelet op het voorgaande wordt geen aanleiding gezien het ten laste van Bolidt gelegde derdenbeslag op te heffen. Vervolgens dient dan nog de door Bolidt subsidiair gevorderde tegenzekerheid beoordeeld te worden.
4.6
Ingevolge art. 701 lid 1 Rv kan de voorzieningenrechter die het beslagverlof verleent de voorwaarde stellen dat zekerheid wordt gesteld voor schade die door het beslag kan worden veroorzaakt. De stellingen van Bolidt volstaan echter niet voor het oordeel dat Sevenborgh zekerheid moet stellen.
4.7
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Bolidt in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- -
griffierecht EUR 575,00
- -
salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.391,00.
5. De beslissing in kort geding
De voorzieningenrechter:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt Bolidt in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Sevenborgh bepaald op € 1.391,00;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2012.