type: AP
Rb. Limburg, 04-08-2021, nr. C/03/273044 / HA ZA 20-26
ECLI:NL:RBLIM:2021:6331
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
04-08-2021
- Zaaknummer
C/03/273044 / HA ZA 20-26
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2021:6331, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 04‑08‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2023:1071
Uitspraak 04‑08‑2021
Inhoudsindicatie
Verschil in inzicht over de afwikkeling van het samenwerkingsverband tussen advocaten.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/273044 / HA ZA 20-26
Vonnis van 4 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LANG LEVE MIRA B.V.,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat [naam advocaat 1] te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
thans advocaat mr. J.J.M.C. Huppertz te Maastricht.
Partijen worden hierna LLM, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de rolbeslissing van 15 april 2020,
- -
de akte van 15 april 2020,
- -
de akte van LLM, ter griffie ontvangen op 28 april 2020,
- -
de akte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , ter griffie ontvangen op 29 april 2020,
- -
de conclusie van antwoord in reconventie met de daarbij gevoegde producties 22 tot en met 30,
- -
de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] nagestuurde producties 20 tot en met 32, ter griffie ontvangen op 21 oktober 2020,
- -
de dagbepaling van de mondelinge behandeling,
- -
het proces-verbaal van comparitie van 5 november 2020 met de door LLM ter zitting overgelegde aantekeningen,
- -
het B-16 formulier van LLM, ter griffie ontvangen op 17 november 2020,
- -
het B-16 formulier van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , ter griffie ontvangen op 19 november 2020,
- -
de brief van deze rechtbank,
- -
het B-16 formulier van LLM, ter griffie ontvangen op 1 december 2020 met bijlagen 1 tot en met 3,
- -
de brief van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , ter griffie ontvangen op 3 december 2020,
- -
de brief van deze rechtbank van 14 december 2020,
- -
het B-2 formulier van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , ter griffie ontvangen op 2 februari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
In conventie en in reconventie
2.1.
Met ingang van 1 november 2005 zijn [naam advocaat 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] een advocatenkantoor gestart, onder de naam ‘ [naam advocatenkantoor] ’ (productie 1 bij dagvaarding). De samenwerking is in dit verband tot stand gebracht tussen de afzonderlijke vennootschappen van beide advocaten. [naam advocaat 1] nam deel met de vennootschap LLM en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] nam deel met de vennootschap [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] .
2.2.
[naam bv] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] hebben een kantoorpand, gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats] (verder: het pand) gekocht, dat op 1 december 2005 is geleverd. [naam bv] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] hebben ieder 50% aandeel in het pand. Het pand is ingezet voor de huisvesting van de activiteiten van [naam advocatenkantoor] (verder: [naam advocatenkantoor] , zie overweging 2.3. en 2.5.)
2.3.
In de samenwerkingsovereenkomst van 1 oktober 2009 zijn afspraken tussen (onder meer) LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] vastgelegd. In deze overeenkomst is het volgende bepaald, geciteerd voor zover hier van belang (productie 3 bij dagvaarding):
“(…)
Artikel 3 Zaken/relaties/cliënten/goodwill
1. Alle bij partijen in behandeling zijnde zaken en tot de uitoefening van hun praktijk als advocaat behorende dossiers, (…), zijn en blijven eigendom van iedere advocaat afzonderlijk.(…)
3. De door partijen gerealiseerde omzet wordt integraal gedeclareerd ten gunste van [naam advocatenkantoor] .
4. De omzet c.q. kostenbijdrage van advocaten in loondienst wordt integraal toegerekend aan het samenwerkingsverband en niet aan één of meer individuele advocaten/partijen.
In zoverre advocaten in loondienst declareren op naam van één van partijen, dient niettemin op inzichtelijke wijze uit de administratie te blijken, welke de - reële - omzet is van de advocaat in loondienst.
5. Indien advocaten in loondienst willen toetreden tot de samenwerking, komt alsdan eventueel te betalen goodwill en/of enige andere vergoeding ten goede van het samenwerkingsverband als zodanig, ongeacht aan wie van partijen zulks al dan niet in overwegende mate valt toe te rekenen. (…)
Artikel 8 Kantoorkosten- en winstverdeling
1. Ieder van partijen draagt in gelijke mate bij, (…), in de kosten van de samenwerking. Zo nodig plegen partijen nader verleg omtrent het al dan niet ten laste van de samenwerking brengen van bepaalde kosten. Bij gebreke van in zodanig overleg gemaakte kosten, komen deze voor rekening van de individuele advocaat. (…)
3. Als winstaandeel van de individuele advocaat geldt diens in enig boekjaar gerealiseerde omzet, exclusief BTW, minus het hiervoor sub 1 bedoelde kostenaandeel en minus de sub 2 bedoelde onbetaald gebleven verschotten. Met gerealiseerde omzet wordt bedoeld de door de betreffende advocaat gefactureerde omzet.
Definitief oninbare facturen komen in mindering op het winstaandeel. (…)
Artikel 16 Handelsnaam
De handelsnaam [naam advocatenkantoor] is eigendom van het samenwerkingsverband, met dien verstande echter dat na beëindiging van de samenwerking, alsmede bij uittreding van [naam advocaat 1] , aan [naam advocaat 1] zal zijn toegestaan onder de naam [naam advocatenkantoor] naar buiten te treden. (…)
Artikel 17 Geschillenregeling
Alle geschillen, ook die welke slechts door één van partijen als zodanig worden beschouwd, welke tussen partijen mochten ontstaan betreffende de uitleg van deze overeenkomst, of in welke vorm ook met betrekking tot de samenwerking, zowel van juridische als van feitelijke aard, zullen getracht worden primair via dekenbemiddeling tot een oplossing te brengen. (…)
Artikel 21 DPHC Beheer B.V. en [naam advocatenkantoor] .
1. De samenwerking tussen partijen zal geschieden vanuit een nieuw op te richten houdstermaatschappij, de besloten vennootschap “DPHC Beheer B.V.”, en een werkmaatschappij [naam advocatenkantoor] . (…)”
2.4.
DPCH Beheer B.V. is bij akte van 14 oktober 2009 opgericht door (onder meer) LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] . DPCH Beheer B.V. bezit met name appratuur, de inventaris en de literatuur. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en LLM bezitten thans ieder 50% van de aandelen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en LLM zijn gezamenlijk bevoegd bestuurders van DPCH Beheer B.V.
In de akte staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 5 bij dagvaarding):
“(…)
Doel
Artikel 2
De vennootschap heeft ten doel:
1. het oprichten en verwerven van, het deelnemen in, het samenwerken met, het voeren van de directie over, alsmede het (doen) financieren van andere ondernemingen, in welke rechtsvorm ook;
2. het verstrekken en aangaan van geldleningen, het beheer van - en het beschikken over registergoederen en het stellen van zekerheden, ook voor schulden van anderen;
3. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. (…)”
2.5.
[naam advocatenkantoor] is, bij akte van 14 oktober 2009, opgericht door DPCH Beheer B.V. [naam advocatenkantoor] heeft het personeel, waaronder secretaresses en ook advocaten in dienst. [naam advocatenkantoor] factureert alle door [naam advocaat 1] , [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en later ook [naam advocaat 2] (zie overweging 2.6.) gewerkte uren. In de oprichtingsakte staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 4 bij dagvaarding):
“(…)
Doel
Artikel 2
De vennootschap heeft ten doel:
1. het verlenen van juridische dienstverlening in het algemeen en het uitoefenen van een advocaten praktijk in het bijzonder;
2. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. (…)”
2.6.
Eind 2009 is [naam advocaat 2] in dienst getreden bij [naam advocatenkantoor] .
2.7.
In augustus 2016 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] de samenwerking beëindigd. In de overeenkomst, getekend door [naam advocaat 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 4 conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie):
“(…)
[naam advocatenkantoor]
Uitgangspunt beëindiging samenwerking per 1 maart 2017.
(welke termijn bij onvoorziene omstandigheden verlengd wordt tot uiterlijk 1 april 2017).
Ontvlechting:
- -
Aandelenoverdracht [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] aan [naam advocaat 1]
- -
Aandelenoverdracht DPCH (eventueel later)
(…)
Onderhanden werk:
- -
onder handen werk [naam advocaat 2] in faillissementen [naam advocaat 2]
- -
onder handen werk [naam advocaat 2] in faillissementen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2]
- -
onder handen werk [X] in [naam 1]
tot 1 maart 2017 afrekenen 50/50 zodra curatorsalaris is vastgesteld na aftrek provisie [naam advocaat 2] naar rato uren [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] / [naam advocaat 2] , mits voldoende actief c.q. indien inzake [naam 1] nog betaald gaat worden.
Debiteuren
- -
inning debiteuren: inspanningsverplichting [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ( [naam advocaat 2] ) en [naam advocaat 1] (…)
- -
afboeking in gezamenlijke dossiers/ cliënten [X]
Overig:
(…)
vanaf 1 januari 2017 zullen de omzetten van de kantoren Sittard en Neerbeek aan de respectievelijke vestiging worden toegerekend, met dien verstande dat niettemin op naam van [naam advocatenkantoor] wordt gedeclareerd, en dat het aandeel van Neerbeek daarin over de periode tot
1 maart 2017 een op een wordt gecrediteerd c.q. verrekend.
- [naam advocaat 2] blijft in loondienst tot 1 maart 2017 (…).”
2.8.
In de brief van 20 juli 2017 van de Deken van de Orde van Advocaten de heer
[naam deken] (verder: de Deken) welke gericht is aan [naam advocatenkantoor] ,
[naam advocaat 1] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 17 bij de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie):
“(…)
Naar aanleiding van uw verzoek tot bemiddeling heeft op 19 juli 2017 een bespreking plaatsgevonden met ondergetekende op het bureau van de Orde van Advocaten te Roermond.
Tijdens deze bespreking heeft u beiden aangegeven door middel van dekenbemiddeling tot goede afspraken te willen komen aangaande de afwikkeling van uw samenwerking (overeenkomst).
In het navolgende bevestig ik de proces-afspraken die partijen in dat kader als tussenstap met elkaar hebben gemaakt.
1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] zal de aandelen die zij houdt in DPCH Beheer B.V. binnen vier weken na heden overdragen aan [naam advocatenkantoor] , tegen een prijs die nadien wordt vastgesteld in het kader van nog te volgen financiële afwikkeling tussen partijen. (…)
2.
Partijen zullen ondergetekende binnen vier weken na heden berichten of zij overeenstemming hebben bereikt over de persoon of het kantoor van accountant, tezamen met de gegevens daarvan. (…) NB: de kosten van deze extern deskundige worden door beide partijen bij helfte gedragen. (…).”
2.9.
In de e-mail van 4 augustus 2017 van [naam advocaat 1] aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 25):
“(…)
De Deken heeft ons aangeschreven en schrijft onder de samenvatting: “ [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] zal de aandelen die zij houdt in DPCH Beheer B.V. binnen vier weken na heden overdragen aan [naam advocatenkantoor] ”
Dat is natuurlijk onjuist. Overgedragen moet worden aan Lang Leve Mira B.V. (…) Ik kan ermee leven DPCH Beheer B.V. via Lang Leve Mira B.V. geheel over te nemen. (…) Dan heb ik nog gekeken naar mogelijk accountantskantoor. Ik kom niet verder dan Baat Accountants, (…).”
2.10.
Bij akte van 21 augustus 2017 heeft DPCH Beheer B.V. haar aandelen in [naam advocatenkantoor] aan LLM geleverd (verder: de leveringsakte). In de leveringsakte staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 9 bij dagvaarding):
“Heden, éénentwintig augustus tweeduizend zeventien, verschenen voor mij, (…) [naam notaris] , notaris te Beek:
- 1.
(…) de heer mr. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] , (…), bij het geven van de volmacht handelend in zijn hoedanigheid van alleen en zelfstandig bevoegde directeur van (…) [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , (…);
- 2.
de heer [naam advocaat 1] , (…) te dezen handelend in zijn hoedanigheid van alleen en zelfstandig bevoegde directeur van (…) Lang Leve Mira B.V. (…).
Lang Leve Mira B.V. hierna te noemen koper;
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en Lang Leve Mira B.V. te dezen (tevens) handelend in hun hoedanigheid van gezamenlijk bestuurders van (…) DPCH Beheer B.V., (…), hierna te noemen verkoper; (…).
B. Koopprijs
1. De koopprijs van de aandelen zal nader door partijen worden vastgesteld in het kader van de nog te volgen financiële afwikkeling tussen partijen, nadat door de door partijen aangewezen accountant, Baat Accountants, een berekening van de waarde van de aandelen is gemaakt.
2. Verkoper en koper zijn overeengekomen dat de koopprijs zal worden betaald en de overige tussen partijen te verrekenen bedragen worden voldaan binnen twee weken nadat de koopsom en de te verrekenen bedragen of door partijen in onderling overleg of in rechte zijn vastgesteld. In een notariële akte van kwijting zal de betaling van de koopsom en de te verrekenen bedragen worden vastgesteld en kwijting worden verleend. (…)”
2.11.
De heer [naam 2] van BAAT heeft in opdracht van LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] een rapportage opgesteld. Deze rapportage van 27 november 2018 betreft een concept-rapportage. Hierin staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 10 bij dagvaarding):
“(…)
De opdracht is met Lange Leve Mira B.V. (de heer [naam advocaat 1] ) en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] (de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ) overeengekomen en heeft als doel duidelijkheid te verschaffen over de afrekening ten gevolge van de beëindiging van de samenwerking (…). De overeengekomen specifieke werkzaamheden zijn tot stand gekomen in overleg met de beoogde gebruikers, zijnde de heer [naam advocaat 1] , de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en heer [naam deken] (…).”
3. Het geschil
in conventie
3.1.
LLM vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting, binnen tien dagen na betekening van dit vonnis aan LLM te betalen € 117.431,82, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten van € 1.949,32, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119a BW, althans ex artikel 6:119 BW, met ingang van 20 juni 2018, onder veroordeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] in de kosten van deze procedure, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen de genoemde termijn zijn voldaan hierover de wettelijke handelsrente verschuldigd is met ingang van de elfde dag na het te wijzen vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede tot betaling van de nakosten, € 157,00, dan wel indien betekening van het vonnis plaats vindt, € 246,00.
3.2.
LLM heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij schade heeft geleden door de gedragingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] dan wel [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] . Deze gedragingen vormen een toerekenbare tekortkoming in de samenwerkingsovereenkomst tussen LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] .
Voorts heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] onrechtmatig gehandeld jegens LLM.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] dan wel [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] heeft nagelaten de uren die [naam advocaat 2] in de faillissementen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] heeft gewerkt correct op te geven en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] heeft bij faillissementszaken met onvoldoende actief eerst zijn uren laten uitbetalen. Als die uren correct waren opgegeven, dan zouden deze uren in eerste instantie zijn binnengekomen bij [naam advocatenkantoor] , destijds de werkmaatschappij van DPCH B.V. Vervolgens zou deze omzet middels en jaarlijkse verrekening terecht zijn gekomen bij LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] . LLM en niet [naam advocatenkantoor] heeft dan ook door het handelen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] schade geleden. Het stond [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] niet vrij om bij faillissementen met onvoldoende actief waarin hij als curator is benoemd, eerst zijn eigen uren uit te betalen. De in die faillissementen door Louws gewerkte uren, hadden pro rato - en daarmee conform de samenwerkingsovereenkomst - moeten worden uitbetaald in die desbetreffende faillissementen. Door dit niet te doen heeft LLM moeten opdraaien voor niet betaalde uren van Louws. Het was de bedoeling van partijen om alle kosten en opbrengsten te delen, aldus LLM.
3.4.
LLM onderbouwt de door haar gevorderde hoofdsom van € 117.431,82 als volgt:
- a.
€ 41.241,00 (€ 82.482,00 / 2), uitgaande van de helft van de pro-rato berekening van [naam 2] ,
- b.
€ 9.673,50 (€ 19.347,00 / 2), uitgaande van de onterecht door [naam 2] in zijn berekening opgenomen correcties over de jaren 2012 en 2013,
- c.
€ 18.500,00 (€ 37.000,00 / 2), uitgaande van de lopende faillissementen die nog dienen te worden verrekend volgens [naam 2] ,
- d.
€ 48.017,62 (€ 96.035,238 / 2), uitgaande van de uren die [naam advocaat 2] in de faillissementen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] heeft gewerkt, te weten in ieder geval 380,79 uur maal het basistarief van € 194,00 per uur, vermeerderd met factor ervaring van 1,3.
3.5.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] voeren verweer. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hebben (onder meer) naar voren gebracht dat zij niet gehouden zijn tot betaling van enig geldbedrag aan LLM.
In alle gevallen wordt, als in artikel 3 lid 3 van de samenwerkingsovereenkomst bepaald, gedeclareerd door en ten gunste van [naam advocatenkantoor] . [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] heeft derhalve geen enkele verplichting om de beweerdelijke niet naar pro rata betaalde uren van Louws aan LLM te betalen. Aan LLM komt geen (rechtstreekse) vordering toe. LLM laat na aannemelijk te maken dan wel te onderbouwen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] enig persoonlijk ernstig verwijt valt te maken dan wel anderszins sprake is van onrechtmatig handelen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.7.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, LLM veroordeelt tot:
1. nakoming van de in de brief van 20 juli 2017 van de Deken vastgelegde proces-afspraken en het bepaalde in artikel II.B leden 1 en 2 van de leveringsakte van
21 augustus 2017,
2. het verlenen van medewerking aan het finaliseren van het conceptrapport door BAAT Accountants te Roermond op basis van de nadere input van partijen, waarbij in het definitieve rapport de (intrinsieke) waarde van de aandelen van [naam advocatenkantoor] . en DPCH Beheer B.V. wordt bepaald,
3. het dragen van de helft van de kosten van BAAT Accountants te Roermond voor het verwerken van de nadere input van partijen en het opstellen van het definitieve rapport,
4. het voldoen van de door BAAT Accountants te Roermond bepaalde koopprijs op basis van de bekende intrinsieke waarde van de aandelen van [naam advocatenkantoor] . aan DPCH Beheer B.V. binnen een termijn van twee weken na oplevering van het definitieve rapport,
5. het verlenen van medewerking aan de vereffening van het vermogen van DPCH Beheer B.V. tussen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en LLM nadat LLM de door BAAT Accountants te Roermond bepaalde koopprijs ten aanzien van de overname van de aandelen van [naam advocatenkantoor] . aan DPCH Beheer B.V. heeft voldaan,
6. betaling van de kosten van dit geding, waaronder uitdrukkelijk begrepen de nakosten en het nasalaris op de voet van het liquidatietarief daaronder begrepen, zulks met bepaling dat LLM over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis.
3.8.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] vordert nakoming van de in de brief d.d. 20 juli 2017 van de deken vastgelegde procesafspraken en het bepaalde in artikel II.B, leden 1 en 2, van de leveringsakte d.d. 21 augustus 2017, alsmede het verlenen van medewerking aan het finaliseren van het conceptrapport door BAAT accountants op basis van de nadere input van partijen, waarbij in het definitieve rapport de (intrinsieke) waarde van de aandelen van [naam advocatenkantoor] en DPCH Beheer B.V. dient te worden bepaald. Er is sprake van een overeenkomst tussen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , LLM en [naam advocatenkantoor] . Zij verwijst hiervoor naar het gegeven dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] op instructie van de deken van de Orde van Advocaten heeft meegewerkt aan het leveren van de door DPHC Beheer B.V. in [naam advocatenkantoor] gehouden aandelen aan LLM. Op grond van de gemaakte afspraken is LLM gehouden zijn medewerking te verlenen aan de algehele ontvlechting tussen partijen. Daarvoor is de rapportage van BAAT nodig. Dat de kosten door LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] voor de rapportage door ieder voor de helft worden gedragen is eveneens overeengekomen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] heeft de nodige moeite getroost om de bewerkstelligen dat BAAT de rapportage kan afronden.
3.9.
LLM voert verweer. Het schrijven van de Deken bevat geen afspraak waaraan LLM gehouden is. Het geeft slechts weer wat partijen gaan doen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] kan geen afrekening vorderen met betrekking tot - vermeende - vorderingen op andere vennootschappen van LLM. Gelet op het bepaalde in de artikelen 6:127 lid 3 BW en 6:136 BW, had [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] niet LLM maar [naam advocatenkantoor] dienen te dagvaarden. Nu beide partijen nog steeds 50 procent van de aandelen van DPCH Beheer B.V. in eigendom hebben, is het duidelijk dat het niet de bedoeling is een en ander te laten doorwerken naar LLM. LLM is dan ook niet gehouden mee te werken aan verdere rapportage door BAAT, en niet verplicht de helft van de kosten te dragen. Partijen vonden eerder dat de kosten de spuigaten uitliepen en hebben toen gezamenlijk besloten niet met die rapportage verder te gaan. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] kan geen vordering voor DPCH Beheer B.V. instellen.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
In conventie
Is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst?
4.1.
Zelfs als de rechtbank het standpunt van LLM dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] gehouden is tot het betalen van schade als gevolg van het niet correct registreren van uren of het met voorrang uitbetalen van uren van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] bij faillissementszaken met onvoldoende actief volgt - waarbij de rechtbank in het midden laat of dit het geval is - valt niet in te zien waarom die betaling aan LLM dient te geschieden. Op grond van artikel 3 lid 3 van de samenwerkingsovereenkomst wordt de gerealiseerde omzet immers gedeclareerd door en ten gunste van [naam advocatenkantoor] (overweging 2.3.). Anders gezegd: de wanprestatie grondslag voor LLM’s vordering jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] kan niet tot gevolg hebben dat de beweerdelijke schade aan de geen contractspartij zijnde LLM dient te worden betaald. Dat een door [naam advocatenkantoor] ontvangen bedrag uiteindelijk, na verrekening, als winstaandeel (artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst) terecht komt bij LLM, maakt dit niet anders.
Heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] onrechtmatig gehandeld?
4.2.
Voor zover LLM zich op het standpunt stelt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld, heeft zij ter onderbouwing van de in artikel 6: 162 BW genoemde vereisten onvoldoende concrete feiten genoemd.
4.3.
De vorderingen worden afgewezen.
4.4.
LLM zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] worden tot heden begroot op:
- griffierecht € 4.030,00
- salaris advocaat € 3.540,00 (2,0 punten × tarief € 1.770,00)
totaal € 7.570,00
4.5.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente worden toegewezen zoals gevorderd.
In reconventie
Vorderingen 1. Nakoming afspraken als opgenomen in de brief van 20 juli 2017 en leveringsakte van 21 augustus 2017
4.6.
In de brief van de Deken zijn de volgende afspraken gemaakt: [naam advocatenkantoor] dient de aandelen DPCH Beheer B.V. over te dragen en partijen dienen de Deken te informeren over de aan te wijzen accountant (overweging 2.8.). Op grond van deze afspraken heeft er een aandelen overdracht plaatsgevonden op 21 augustus 2017. Anders dan afgesproken zijn toen, op verzoek van [naam advocaat 1] niet de aandelen van [naam advocatenkantoor] maar de aandelen DPCH Beheer B.V. verkocht en geleverd (proces-verbaal van 5 november 2020, alsook de overwegingen 2.9. en 2.10.). In de leveringsakte van 21 augustus 2017 zijn de navolgende afspraken opgenomen: de koopprijs van de aandelen zal nader door partijen worden vastgesteld in het kader van de nog te volgen financiële afwikkeling tussen partijen, nadat door de door partijen aangewezen accountant (BAAT Accountants) een berekening van de waarde van de aandelen is gemaakt, en verkoper en koper zijn overeengekomen dat de koopprijs zal worden betaald en de overige tussen partijen te verrekenen bedragen worden voldaan binnen twee weken nadat de koopsom en de te verrekenen bedragen of door partijen in onderling overleg of in rechte zijn vastgesteld (overweging 2.10.).
4.7.
In de brief van de Deken (overweging 2.8.) worden als partijen [naam advocatenkantoor] , [naam advocaat 1] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] aangeschreven. De vraag die rijst is of met ‘ [naam advocatenkantoor] , [naam advocaat 1] ’ [naam advocatenkantoor] of LLM wordt bedoeld. De rechtbank is van oordeel - de brief, leveringsakte en de concept-rapportage van BAAT in onderling verband en samenhang beschouwd - dat hiermee wel degelijk LLM is bedoeld, en dat de afspraken in die brief en de leveringsakte gemaakt zijn tussen LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] . In de leveringsakte wordt een onderscheid gemaakt tussen verkoper, koper en partijen. In II.B. lid 2 van de akte staat “verkoper en koper zijn overeengekomen dat de koopprijs zal worden betaald en de overige tussen partijen te verrekenen bedragen worden voldaan binnen (…)”. Volgens de leveringsakte is [naam advocaat 1] in zijn hoedanigheid als bestuurder van LLM in ieder geval koper van de aandelen van DPCH Beheer B.V. Daarmee is LLM ook als partij aan te merken. LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] zijn partijen. Behalve dat in de leveringsakte staat dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en LLM tevens handelen in hun hoedanigheid als bestuurders van DPCH Beheer B.V., is aan de in de leveringsakte opgenomen afspraak dat partijen samen BAAT als accountant aanwijzen gehoord gegeven, en wel, zo blijkt uit de concept-rapportage van BAAT (overweging 2.11.) door LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] .
Bij dit oordeel weegt ook mee dat [naam advocaat 1] in zijn e-mail van 4 augustus 2017 schrijft dat levering aan [naam advocatenkantoor] , - als in de brief van de Deken vermeld - ‘natuurlijk onjuist is en dat overgedragen moet worden aan LLM (overweging 2.8.).
4.8.
LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] zijn dan ook jegens elkaar gebonden aan hetgeen in de akte onder II.B, lid 1 en 2, van de leveringsakte van 21 augustus 2017 is bepaald. Immers is gesteld noch gebleken dat LLM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] nadien andersluidende afspraken hebben gemaakt.
Het verweer van LLM dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] geen afrekening kan vorderen met betrekking tot vermeende vorderingen op andere vennootschappen dan [naam advocatenkantoor] , kan - gezien de tussen partijen gemaakte afspraken - niet slagen. Uit de leveringsakte volgt immers dat tussen LLM, mede als koper van de aandelen en als bestuurder van DPCH Beheer B.V, en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , mede als bestuurder van DPCH Beheer B.V., een overeenkomst is gesloten. Daarnaast: partijen kunnen wel degelijk afspraken maken over verrekening, die afwijken van de regeling als opgenomen in artikel 6:127 BW.
4.9.
Het onder 1. gevorderde wordt toegewezen.
Vordering 2. Verlenen medewerking finaliseren conceptrapport door BAAT
4.10.
In de leveringsakte staat dat BAAT een berekening van de waarde van de aandelen zal maken. Die afspraak is conform de afspraak opgenomen in de brief van de Deken en nadien is de opdracht aan BAAT verstrekt. Het verweer dat partijen in gezamenlijk overleg hebben besloten niet verder te gaan met de concept-rapportage, dus een nadere overeenkomst hebben gesloten, wordt gemotiveerd weersproken. De rechtbank gaat aan de blote stellingname van LLM, zo is onder meer niet door LLM gesteld wanneer die nadere overeenkomst is gesloten noch hoe de problematiek dan zou worden opgelost, dan ook voorbij.
LLM heeft verder geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht, die aan medewerking aan finaliseren van het rapport in de weg staan. Het onder 2. gevorderde wordt dan ook toegewezen.
Vordering 3. Dragen van de helft van de kosten van BAAT Accountants
4.11.
In de brief van 20 juli 2017 van de Deken aan partijen staat dat partijen zijn overeengekomen dat de kosten van de externe deskundige bij helfte worden gedragen.
LLM heeft dit deel van de afspraak niet betwist noch feiten en omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat van deze afspraak afgeweken dient te worden. Het onder 3. gevorderde ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Vordering 4. Voldoen van de door BAAT berekende aandelen van [naam advocatenkantoor] aan DPCH Beheer B.V.
4.12.
Het verweer van LLM dat niet LLM maar DPCH Beheer B.V. een vordering dient in te stellen wanneer zij betaling wenst, slaagt. Niet valt in te zien op grond waarvan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] de koopsom van de aandelen - die aan DPCH Beheer B.V. dient te worden betaald - kan vorderen. Het is aan DPCH Beheer B.V. een vordering tot betaling van de koopsom te vorderen. Het onder 4. gevorderde wordt afgewezen.
Vordering 5. Verlenen medewerking vereffening van het vermogen van DPCH Beheer B.V.
4.13.
Het onder 5. gevorderde wordt afgewezen. In de brief van de Deken noch in de leveringsakte staat dat partijen zijn overeengekomen dat het vermogen van DPCH Beheer B.V. zal worden vereffend. De grondslag voor toewijzing van deze vordering ontbreekt dan ook.
Vordering 6. De proceskosten
4.14.
Daar partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, compenseert de rechtbank de proceskosten.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt LLM in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] tot op heden begroot op € 7.570,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt LLM in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat LLM niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling als opgenomen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
veroordeelt LLM tot nakoming van de in de brief van 20 juli 2017 van de Deken vastgelegde procesafspraken en het bepaalde in artikel II.B leden 1 en 2 van de leveringsakte van 21 augustus 2017,
5.6.
veroordeelt LLM tot het verlenen van medewerking aan het finaliseren van het conceptrapport door BAAT Accountants te Roermond op basis van de nadere input van partijen, waarbij in het definitieve rapport de (intrinsieke) waarde van de aandelen van [naam advocatenkantoor] en DPCH Beheer B.V. wordt bepaald,
5.7.
veroordeelt LLM tot het dragen van de helft van de kosten van BAAT Accountants te Roermond voor het verwerken van de nadere input van partijen en het opstellen van het definitieve rapport,
5.8.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op
4 augustus 2021.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 04‑08‑2021