Alleen van deze akte bevindt zich bij de in cassatie beschikbaar stukken slechts de voorzijde als fotokopie, terwijl de achterzijde ontbreekt.
HR, 17-06-2014, nr. 12/04205
ECLI:NL:HR:2014:1439
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-06-2014
- Zaaknummer
12/04205
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1439, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑06‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:538, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:538, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑04‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1439, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0270
Uitspraak 17‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Verstekverlening. De vermelding van het adres X in de appelakte kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres a.b.i. art. 588a.1.ahf.c Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het art. 588a.3 Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ttz. te schorsen teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de tz. tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ttz. in h.b. en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. (Vgl. ECLI:NL:HR:2012:BX4736).
Partij(en)
17 juni 2014
Strafkamer
nr. 12/04205
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 maart 2012, nummer 23/003496-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
2.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich de stukken als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 waaronder in het bijzonder:
(i) een appelakte van 12 augustus 2010 waarin als adres van de verdachte is vermeld: Z.V.W.O.V.H.T.L. Voorts is vermeld:
"Comparant geeft desgevraagd op dat hij (de Hoge Raad begrijpt) een afschrift van de dagvaarding of oproeping voor de terechtzitting toegezonden wil hebben naar een ander adres in Nederland dan naar bovengenoemd adres, te weten: [a-straat 1], [plaats]";
(ii) een aan voormelde akte gehecht standaardformulier waarop de grieven tegen het vonnis in eerste aanleg kunnen worden vermeld. Dit formulier vermeld handgeschreven de naam van de verdachte en het adres Pondsterlingstraat 78.
(iii) een aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat die dagvaarding op 19 januari 2012 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats hier te lande bekend is;
(iv) een aan het dubbel van de appeldagvaarding gehecht GBA-overzicht van 19 januari 2012, inhoudende dat de verdachte vanaf 10 maart 2008 is geen vaste- woon of verblijfplaats hier te lande heeft;(v) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat tegen de aldaar niet-verschenen verdachte verstek is verleend.
2.3.
De vermelding van het adres [a-straat 1] te [plaats] in de appelakte kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
2.4.
Uit de omstandigheden als weergegeven onder (i) en (ii), kon het Hof niet afleiden dat de verdachte [a-straat 1] te [plaats] niet wenste te handhaven als adres waar hij een afschrift van de appeldagvaarding wenste te ontvangen.
2.5.
Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. (Vgl. HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736, NJ 2012/695).
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2014.
Conclusie 08‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Verstekverlening. De vermelding van het adres X in de appelakte kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres a.b.i. art. 588a.1.ahf.c Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het art. 588a.3 Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ttz. te schorsen teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de tz. tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ttz. in h.b. en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. (Vgl. ECLI:NL:HR:2012:BX4736).
Nr. 12/04205
Mr. Vegter
Zitting 8 april 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 12 maart 2012 verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend, noch mondeling zijn bezwaren heeft opgegeven en ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak zelf.
2. Verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld. Mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte het onderzoek ter terechtzitting niet ingevolge art. 590, derde lid, Sv heeft geschorst.
4. Voor zover voor de beoordeling van het middel van belang geef ik chronologisch het verloop van betekening en van het proces weer:
a. Uit op 17 november 2009 en 24 februari 2010 opgevraagde overzichten uit de Gemeentelijke Basisadministratie blijkt dat verdachte vanaf 10 maart 2008 geen bekende woon-of verblijfplaats heeft en dat het voorlaatste adres waar hij ingeschreven heeft gestaan [a-straat 1] [plaats] is;
b. Blijkens een akte van uitreiking is op 17 november 2009 de dagvaarding in eerste aanleg uitgereikt aan de griffier, omdat van verdachte geen woon-of verblijfplaats bekend was;
c. Blijkens een (andere) akte van uitreiking is op 17 november 2009 een afschrift van de gerechtelijke brief verzonden aan het adres dat verdachte bij zijn eerste verhoor in de strafzaak heeft opgegeven te weten [a-straat 1] [plaats];
d. De Politierechter uit de Rechtbank Haarlem heeft bij vonnis van 6 januari 2010 de dagvaarding nietig verklaard;
e. Blijkens een akte van uitreiking is op 24 februari 2010 de dagvaarding in eerste aanleg uitgereikt aan de griffier, omdat van verdachte geen woon-of verblijfplaats bekend was;
f. Blijkens een akte van uitreiking is op 25 februari 2010 getracht de dagvaarding uit te reiken op het adres [a-straat 1] [plaats], maar bleek zulk niet mogelijk omdat er op het adres niemand is aangetroffen. Een bericht van aankomst is niet afgehaald en daarom is op 5 maart 2010 de akte teruggezonden aan de afzender en is op die dag tevens een afschrift van de gerechtelijke brief gezonden aan het adres dat verdachte bij zijn eerste verhoor in de strafzaak heeft opgegeven te weten [a-straat 1] [plaats];
g. De Politierechter uit de Rechtbank Haarlem heeft bij vonnis van 11 mei 2010 verdachte bij verstek veroordeeld ter zake van witwassen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken;
h. Blijkens een akte van uitreiking is het vonnis van de Politierechter Haarlem op 14 juni 2010 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank, omdat van de geadresseerde geen woon-of verblijfplaats in Nederland bekend is;
i. Blijkens een akte van uitreiking is op 10 augustus 2010 het vonnis van de Politierechter Haarlem in persoon uitgereikt aan de verdachte. Als adres van verdachte is vermeld: [a-straat 1] [plaats];
j. Blijkens een akte rechtsmiddel heeft verdachte op 12 augustus 2010 hoger beroep ingesteld. Als adres is vermeld: Z.V.W.O.V.H.T.L. Voorts is vermeld: Comparant geeft desgevraagd op dat hij [‘wel’ doorgestreept; PV] niet een afschrift van de dagvaarding of oproeping voor de terechtzitting toegezonden wil hebben naar een ander adres in Nederland dan naar bovengenoemd adres, te weten: [volgt hand geschreven; PV] [a-straat 1], [plaats];
k. Aan de akte rechtsmiddel is gehecht een standaardformulier waarop de grieven tegen het vonnis in eerste aanleg kunnen worden vermeld. Handgeschreven is de naam van verdachte en het adres Pondsterlingstraat 78 vermeld. Voorts: [standaardtekst; PV] Ik ben niet bij de zitting aanwezig geweest, omdat [volgt hand geschreven met handhaving van verschrijvingen; PV] “ik op een ander aders verbleef mijn contract van me werk niet was verlenkt rusie met me vriendin waar ik verbleef en ik was op vakantie” alsmede : [standaardtekst; PV] Ik had het volgende naar voren willen brengen: [volgt hand geschreven; PV] “dat ik u graag had willen spreken en nog sorry voor het ongemak”;
l. Een ID-staat SKBD houdt als gegeven op 19 januari 2012 in dat het huidig GBA-adres met ingang van 10 maart 2008 onbekend is;
m. Blijkens een akte van uitreiking is op 19 januari 2012 de dagvaarding in hoger beroep uitgereikt aan de griffier, omdat van verdachte geen woon-of verblijfplaats bekend was;
n. Blijkens een fotokopie van de voorzijde1.van een akte van uitreiking is op 29 februari 2012 getracht de dagvaarding uit te reiken op het adres [a-straat 1] [plaats] , maar bleek zulk niet mogelijk omdat er op het adres niemand is aangetroffen. Een bericht van aankomst is niet afgehaald en daarom is op 5 maart 2010 de akte teruggezonden aan de afzender;
o. Ter zitting van het Hof van 12 maart 2012 is verdachte niet verschenen en is verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op de gronden als onder 1 weergegeven.2.
5. Uit de omstandigheden zoals die hierboven onder 4j en 4k zijn vermeld, leid ik af dat de doorstreping van het woordje ‘wel’ in de akte hoger beroep een kennelijke vergissing is. De vermelding van een adres in die akte in handschrift is anders immers zonder enige zin. De vermelding van hetzelfde adres in handschrift in de schriftuur met grieven alsmede hetgeen overigens is vermeld onder 4a, 4c, 4f en 4i geeft steun aan de conclusie dat van een vergissing sprake is. Er is geen aanleiding aan te nemen dat het Hof hierover anders heeft geoordeeld, omdat een ander oordeel zonder enige toelichting onbegrijpelijk is.
6. Het voorgaande betekent dat door verdachte bij het instellen van hoger beroep in deze zaak een adres in Nederland is opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden als bedoeld in art. 588a, eerste lid onder c, Sv. De dagvaarding in hoger beroep is gelet op 4l en 4m hierboven geldig betekend, maar nu niet blijkt dat er enige mededeling is toegezonden aan het door verdachte bij het instellen van hoger beroep opgegeven adres was het Hof gelet op art. 590, derde lid, Sv gehouden de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting te bevelen.
7. Het middel treft doel.
8. Ambtshalve heb ik geen andere gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zouden behoren te leiden.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑04‑2014
De prangende vraag rijst of het Hof niet gehouden is tot een nadere overweging indien een verdachte een grievenformulier invult en het Hof desondanks de niet-ontvankelijkheid onder meer stoelt op het feit dat verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend. Ik laat die vraag om doelmatigheidsredenen en omdat er niet over wordt geklaagd buiten bespreking.