NJB 2020/825
Gevallen waarin – ook al noopt artikel 69 lid 2 AWR daartoe niet – niet alleen ten laste is gelegd dat onjuiste of onvolledige aangiften zijn gedaan, maar ook dat in die aangiften een te laag belastbaar bedrag is opgegeven: dat tenlastegelegde feit kan dan slechts worden bewezen indien vaststaat dat het werkelijk in aanmerking te nemen bedrag hoger is. In casu schiet de motivering van het hof in dit opzicht tekort
HR 17-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:374
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 maart 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink en J. Wortel
- Zaaknummer
17/00929
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:374, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1198, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2019
- Wetingang
(art. 68 AWR)
Essentie
Gevallen waarin – ook al noopt artikel 69 lid 2 AWR daartoe niet – niet alleen ten laste is gelegd dat onjuiste of onvolledige aangiften zijn gedaan, maar ook dat in die aangiften een te laag belastbaar bedrag is opgegeven: dat tenlastegelegde feit kan dan slechts worden bewezen indien vaststaat dat het werkelijk in aanmerking te nemen bedrag hoger is. In casu schiet de motivering van het hof in dit opzicht tekort
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – ‘telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.