Rb. Arnhem, 28-02-2012, nr. 05/900637-11 en 05/701804-11
ECLI:NL:RBARN:2012:BV7145, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
28-02-2012
- Zaaknummer
05/900637-11 en 05/701804-11
- LJN
BV7145
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2012:BV7145, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 28‑02‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:BZ8198, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 28‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Moord; medeplegen verbergen en wegvoeren van een lijk met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen. Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie; bewijsuitsluiting. Het slachtoffer is door geweld op het hoofd - en mogelijk verstikking - om het leven gekomen. Op het moment dat het slachtoffer overleed waren daarbij enkel de beide verdachten aanwezig. Nadien hebben de verdachten zich samen van het stoffelijk overschot van het slachtoffer ontdaan. De verklaringen van de verdachten zijn met betrekking tot de vraag op welke wijze en door wie het fatale letsel is toegebracht onverenigbaar met elkaar. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de 41-jarige man omtrent hetgeen zich heeft voorgevallen in belangrijke mate, en op essentiële, de kern van het ten laste gelegde rakende elementen, steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank veroordeelt de 40-jarige man wegens moord en het medeplegen van het verbergen en wegvoeren van een lijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de 41-jarige man wegens het medeplegen van het verbergen en wegvoeren van een lijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 217 dagen. Deze 41-jarige man is door de rechtbank vrijgesproken van het (medeplegen van) moord. Afwijzing beroep op niet-ontvankelijk Openbaar Ministerie en beroep op bewijsuitsluiting.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/900637-11 en 05/70180411
Data zittingen : 31 augustus 2011, 26 oktober 2011, 25 januari 2012 en 14 februari 2012
Datum uitspraak : 28 februari 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 05/900637-11 na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging en na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2010, in elk geval in of omstreeks de periode van de maand november 2010 tot en met de januari 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem in elk geval in de gemeente Doetinchem en/of te Bern (, gemeente Zaltbommel) en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade A.T.H. [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] van een (hoge) trap heeft/hebben geduwd/geslagen/geschopt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (met kracht) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of anderzins geweld heeft/hebben toegepast op het hoofd en/of het lichaam en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben verbonden met/gewikkeld in een slaapzak en/of een zeil en/of een stuk stof, met een touw en/of een snoer om de hals en/of nek vastgemaakt en/of van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in het water/een rivier heeft/hebben gegooid/gedumpt, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 13 november 2010, in elk geval in of omstreeks de periode van de maand november 2010 tot en met de maand januari 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, in elk geval in de gemeente Doetinchem en/of te Bern (, gemeente Zaltbommel) en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk A.T.H. [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] van een (hoge) trap heeft/hebben geduwd/geslagen/geschopt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (met kracht) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of anderzins geweld heeft/hebben toegepast op het hoofd en/of het lichaam en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben verbonden met/gewikkeld in een slaapzak en/of een zeil en/of een stuk stof, met een touw en/of een snoer om de hals en/of nek vastgemaakt en/of van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in het water/een rivier heeft/hebben gegooid/gedumpt, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
Aan verdachte is onder parketnummer 05/701804-11 tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van de maand november 2010 tot en met de maand januari 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, in elk geval in de gemeente Doetinchem en/of te Bern, gemeente Zaltbommel, in elk geval in de gemeente Zaltbommel en/of in de gemeente Druten en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om de moord, althans de doodslag op A.T.H. [slachtoffer] of de oorzaak van het overlijden van die A.T.H. [slachtoffer], te verhelen het lijk van die A.T.H. [slachtoffer] heeft vernietigd, verborgen, weggevoerd of weggemaakt ((te weten het lijk van die A.T.H. [slachtoffer] in een auto heeft/hebben geladen en/of vervoerd en/of (vervolgens) dat lijk van die A.T.H. [slachtoffer] in de rivier de Waal, althans in een water/rivier heeft/hebben gegooid/gedumpt));
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 25 januari 2012 en 14 februari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft ten aanzien van parketnummer 05/900637-11 zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij].
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/900637-11 tenlastegelegde integraal zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder parketnummer 05/70180411 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 217 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3a. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 05/900637-11
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) moord dan wel doodslag op A.T.H. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]).
Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsman heeft integrale vrijspraak van het onder parketnummer 05/900637-11 tenlastegelegde bepleit.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Het slachtoffer [slachtoffer] is op 13 november 2011 naar MPV Parts gegaan voor een afspraak met verdachte (hierna: [verdachte]) en medeverdachte R.J.P. [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). Na 13 november 2011 is geen teken van leven meer van [slachtoffer] vernomen. Op 4 januari 2011 is bij Bern, in de gemeente Zaltbommel, tegen de oever van de rivier de Maas het stoffelijk overschot van [slachtoffer] aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen wettig bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer].
De rechtbank acht – zoals ook door de officier van justitie en de verdediging gesteld – niet wettig bewezen dat verdachte zich, al dan niet als mededader, schuldig heeft gemaakt aan de moord of doodslag op [slachtoffer]. Naast verdachte’s aanwezigheid ter plekke van het overlijden van [slachtoffer] op 13 november 2010 is geen wettig bewijs voorhanden voor enige actieve betrokkenheid van verdachte bij dat overlijden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder parketnummer 05/900637-11 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van parketnummer 05/701804-11
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 januari 2011 wordt bij Bern, in de gemeente Zaltbommel, tegen de oever van de rivier de Maas een stoffelijk overschot aangetroffen. Aan de hand van de vingerafdrukken wordt vastgesteld dat het gaat om [slachtoffer].
Nadat [slachtoffer] in Gaanderen op 13 november 2010, door toepassing van uitwendig geweld was overleden , hebben [verdachte] en [medeverdachte] gesproken over wat ze met het stoffelijk overschot van [slachtoffer] zouden doen en uiteindelijk besloten om het lichaam in het water achter te laten.
Daaraan voorafgaande had [verdachte] gesuggereerd het stoffelijk overschot in Gaanderen op het terrein waar het bedrijf van [medeverdachte] gevestigd was te begraven. [medeverdachte] verwierp dat idee.
Ze besloten dat het lichaam niet dichtbij Gaanderen in het water mocht worden achtergelaten om te voorkomen dat er sporen herleid zouden kunnen worden.
Op 13 november 2011 in Gaanderen heeft [medeverdachte] het levenloze lichaam van [slachtoffer] in de auto van die [slachtoffer] gelegd. [verdachte] heeft hem daarbij geholpen. Vervolgens hebben ze het lichaam in de auto van [slachtoffer] vervoerd. [medeverdachte] reed in de auto van [slachtoffer] voorop, gevolgd door [verdachte]. Ze reden met twee auto´s om de auto van [slachtoffer] ergens achter te laten, waarna ze samen in de auto waarin [verdachte] reed weer zouden kunnen rijden.
Ze zijn gestopt op een doodlopende weg die parallel aan de Maas liep. Daar hebben ze het lichaam van [slachtoffer] in die rivier gegooid.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het wegmaken van een lijk. Volgens de officier van justitie is sprake van medeplegen nu verdachte heeft ingestemd met het gebeuren en behulpzaam is geweest bij het in de auto leggen van [slachtoffer], mee is gereden naar de dumpplaats, daar heeft toegekeken hoe het lichaam werd gedumpt en samen met [medeverdachte] terug is gereden.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat geen sprake is van medeplegen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij voert hiertoe aan dat verdachte geen enkele rol heeft gespeeld in de voorfase, terwijl [medeverdachte] in die fase een actieve initiërende rol heeft gehad, en slechts een zeer minimale rol in de uitvoeringsfase. Voor wat betreft de uitvoeringsfase voert de raadsman voorts aan dat verdachte niet uit vrije wil, maar onder dreiging, dwang dan wel hevige druk heeft gehandeld. Nu verdachte niet bij machte was zich te onttrekken is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het navolgende. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking vereist. Dit kan – onder meer – blijken uit voorafgaande afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren daarvan. De rechtbank overweegt dat [verdachte] en [medeverdachte] meer dan oppervlakkig samen hebben gesproken over de vraag wat ze met het lichaam van [slachtoffer] zouden doen. Uiteindelijk hebben ze besloten om het lichaam in het water achter te laten. [verdachte] heeft [medeverdachte] geholpen om het lichaam in de auto te leggen. Vervolgens zijn ze, samen met het stoffelijk overschot van [slachtoffer], vanuit Gaanderen naar de Maas gereden waar ze het lichaam van [slachtoffer] in de Maas hebben gegooid, en zijn ze samen terug gereden naar Gaanderen.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte zo nauw en bewust met zijn medeverdachte heeft samengewerkt dan is sprake van medeplegen. Dat wordt niet anders doordat zijn rol kleiner was dan die van [medeverdachte].
3b. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/701804-11 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van de maand november 2010 tot en met de maand
januari 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om de moord op A.T.H. [slachtoffer] of de oorzaak van het overlijden van die A.T.H. [slachtoffer], te verhelen het lijk van die A.T.H. [slachtoffer] heeft, verborgen en weggevoerd ((te weten het lijk van die A.T.H. [slachtoffer] in een auto hebben geladen en vervoerd en (vervolgens) dat lijk van die A.T.H. [slachtoffer] in een rivier heeft/hebben gegooid/gedumpt));
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
- 4.
De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/701804-11:
Medeplegen van het verbergen en wegvoeren van een lijk met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Het feit is strafbaar.
- 5.
De strafbaarheid van verdachte
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte een beroep gedaan op psychische overmacht. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte werd geconfronteerd met [medeverdachte], die zojuist iemand had vermoord, die hem bedreigde althans stevige druk op hem uitoefende. Verdachte kon – zoals blijkt uit zijn verklaringen en de triple rapportage – daar geen weerstand aan bieden. Dit kon van hem gezien zijn persoon ook niet worden gevergd.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie heeft verdachte, in de tijd dat ze gedurende een uur naar de dumpplaats zijn gereden – inclusief de tussenstops – een aantal keer kunnen afslaan waardoor [medeverdachte] hem dan kwijt zou zijn geraakt.
Dit is ter terechtzitting ook aan verdachte voorgehouden waarop verdachte heeft verklaard dat hij dat wel heeft overwogen, maar dat niet heeft gedaan omdat hij dan ook mogelijk door de politie zou kunnen worden aangehouden. Die afweging heeft hij volgens de officier van justitie rationeel gemaakt, en staat aan een beroep op psychische overmacht in de weg.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
De voorwaarden voor aanvaarding van psychische overmacht houden in dat sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Uit het multidisciplinair rapport van de deskundigen dr. H.T.J. Boerboom, psychiater, drs. I.M. van Woudenberg, klinisch psycholoog, en A. Ugarcic, forensisch milieuonderzoeker, gedateerd 18 oktober 2011, komt naar voren dat verdachte door het vernauwde bewustzijn en verminderde overzicht niet goed in staat was zich aan de situatie te onttrekken. Dit neemt echter niet weg dat het aanvankelijke idee om het lichaam van [slachtoffer] naast het pand van de garage te begraven van verdachte afkomstig was. Daarbij komt dat verdachte tijdens de lange autorit meerdere malen de gelegenheid heeft gehad om zich te onttrekken aan de situatie. Verdachte heeft hierover verklaard dat het wel in hem op is gekomen om een afslag te nemen en weg te rijden, maar dat hij daar niet voor heeft gekozen.
De rechtbank is weliswaar van oordeel dat verdachte druk of misschien zelf dreiging ervoer, maar toch acht de rechtbank verdachte wel ten volle verantwoordelijk voor het wegmaken van het lichaam van [slachtoffer]. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte bewust een belangenafweging heeft gemaakt waarbij hij zijn eigen belang heeft laten voor gaan, terwijl hij, naar objectieve maatstaven, de kans heeft gehad zich aan die situatie te onttrekken, eenvoudig door af te slaan. Dat staat aan een geslaagd beroep op psychische overmacht in de weg.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
Verdachte is daarom strafbaar.
- 6.
De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- -
de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- -
de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 juli 2011;
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 3 augustus 2011, betreffende verdachte; en
• een multidisciplinair rapport van dr. H.T.J. Boerboom, psychiater, drs. I.M. van Woudenberg, klinisch psycholoog, en A. Ugarcic, forensisch milieuonderzoeker, gedateerd 18 oktober 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Door de officier van justitie is voor de afdoening van dit feit een gevangenisstraf voor de duur van 217 dagen geëist. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit: het wegmaken van een lichaam en de daarmee gepaard gaande beschadigingen brengen zeer veel (extra) leed toe aan de nabestaanden. De officier van justitie houdt voorts rekening met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman van verdachte verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Mede in aanmerking nemende de omstandigheden van het geval en de duur van de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd verzoekt de raadsman een straf op te leggen die niet hoger is dan de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich van het stoffelijk overschot van het slachtoffer, nadat deze door de medeverdachte was omgebracht, ontdaan door dit – ongeveer 80 kilometer verderop – in de Maas te dumpen om aldus de sporen van het misdrijf te verdoezelen. Bijna twee maanden later wordt het stoffelijk overschot van het slachtoffer bij toeval gevonden.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstig delict. Zij hebben door dit feit de nabestaanden van het slachtoffer lang in onzekerheid gehouden over de vraag wat er met het slachtoffer is gebeurd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte had door te spreken aan de, naar de ervaring leert, bijna ondraaglijke onzekerheid, in het bijzonder van de zwangere vriendin van het slachtoffer, een einde kunnen maken.
Uit voornoemd multidisciplinair rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een acute stressstoornis, zwakbegaafdheid, een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke en vermijdende trekken en recidiverende depressies. Naar aanleiding van het tenlastegelegde was er bij verdachte sprake van een acute stresstoornis en speelden bovendien de combinatie van zwakbegaafdheid en de persoonlijkheidsstoornis een rol. Verdachte is vanuit zijn zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsstoornis sterk beïnvloedbaar, waarbij hij door zijn gebrekkige autonomie, lage zelfbeeld en diffuse identiteit beperkt is voor zichzelf op te komen. Er was reële angst voor de medeverdachte, maar door de acute stressstoornis lijkt er sprake te zijn geweest van een vernauwd bewustzijn en daarmee een verminderd overzicht over de situatie. Verdachte was daardoor niet goed in staat zich te onttrekken aan de situatie, zodat er minstens sprake is van verminderde en mogelijk sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal de tijd, door verdachte voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering worden gebracht.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 05/900637-11 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.203,75, te vermeerderen met de wettelijke vanaf het ontstaan van de schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de door haar geleden schade niet rechtstreeks is toegebracht door het jegens verdachte bewezenverklaarde feit. Het schadeveroorzakende feit is immers de moord/doodslag op [slachtoffer] geweest en niet het wegmaken van zijn stoffelijk overschot.
- 7.
De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47 en 151 van het Wetboek van Straf¬recht.
- 8.
De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/900637-11 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 217 (tweehonderd en zeventien) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 05/900637-11:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Didam.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. R.M. Maanicus en mr. H.G. Eskes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2012.