Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus
Artikel 35 bis Wettelijke aansprakelijkheid
Geldend
Geldend vanaf 20-06-2013
- Bronpublicatie:
21-05-2013, PbEU 2013, L 146 (uitgifte: 31-05-2013, regelingnummer: 462/2013)
- Inwerkingtreding
20-06-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2013, PbEU 2013, L 146 (uitgifte: 31-05-2013, regelingnummer: 462/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Europees financieel recht
1.
Wanneer een ratingbureau opzettelijk of met grove nalatigheid een in de lijst van bijlage III opgenomen inbreuk heeft begaan die een impact heeft op een rating mag een belegger of uitgevende instelling een vordering wegens alle aan hem c.q. haar ten gevolg van die inbreuk toegebrachte schade tegen dat ratingbureau instellen.
Een belegger kan uit hoofde van dit artikel een vordering tot een schadevergoeding instellen indien deze vaststelt dat hij of zij zich redelijkerwijs of anderszins met inachtneming van de nodige zorgvuldigheid, overeenkomstig artikel 5 bis, heeft vertrouwd op een rating om te beslissen in een onder die rating vallend financieel instrument te beleggen, bij dit instrument te blijven of uit dit instrument te stappen.
Een uitgevende instelling kan een vordering tot schadevergoeding onder dit artikel instellen indien zij vaststelt dat zij of haar financiële instrumenten onder die rating vallen en dat de inbreuk niet is veroorzaakt doordat de uitgevende instelling het ratingbureau, direct of middels algemeen toegankelijke data, misleidende of onjuiste informatie heeft verstrekt.
2.
Het is de verantwoordelijkheid van de belegger of de uitgevende instelling om juiste en gedetailleerde informatie aan te dragen waaruit blijkt dat een ratingbureau een inbreuk op deze verordening heeft begaan en dat die inbreuk een impact heeft gehad op de afgegeven rating.
De bevoegde nationale rechter beoordeelt wat onder accurate en gedetailleerde informatie valt, met inachtneming van het feit dat de belegger of uitgevende instelling mogelijkerwijs geen toegang heeft tot informatie die zich louter in de sfeer van het ratingbureau bevindt.
3.
De wettelijke aansprakelijkheid van ratingbureaus als bedoeld in lid 1 wordt vooraf enkel beperkt indien die beperking:
- a)
redelijk en evenredig is;
- b)
toegestaan is uit hoofde van het toepasselijke nationale recht in overeenstemming met lid 4.
Beperkingen die niet aan het in de eerste alinea bepaalde voldoen, of uitsluitingen van burgerlijke aansprakelijkheid, hebben geen enkel rechtsgevolg.
4.
De begrippen, zoals ‘schade’, ‘opzet’, ‘grove nalatigheid’, ‘redelijk vertrouwen’, ‘nodige zorgvuldigheid’, ‘gevolgen’, ‘redelijkheid’ en ‘evenredigheid’, die in dit artikel worden gebruikt maar niet worden gedefinieerd, worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht als aangewezen door de desbetreffende regels van het internationaal privaatrecht. Kwesties betreffende de wettelijke aansprakelijkheid van een ratingbureau die niet onder deze verordening vallen, worden beheerst door het toepasselijke nationale recht als bepaald door de desbetreffende regels van het internationaal privaatrecht. De bevoegde rechter voor een door een belegger of uitgevende instelling vordering[lees: ingestelde vordering] inzake wettelijke aansprakelijkheid wordt middels de toepasselijke regels inzake internationale rechtsmacht vastgesteld.
5.
Dit artikel laat nadere wettelijke aansprakelijkheidsvorderingen overeenkomstig het nationale recht onverlet.
6.
Het in dit artikel vastgelegde verhaalsrecht belet de ESMA niet haar bevoegdheden als vastgelegd in artikel 36 bis volledig uit te oefenen.