Rb. Overijssel, 22-10-2014, nr. 14/1109
ECLI:NL:RBOVE:2014:5691, Sprongcassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
22-10-2014
- Zaaknummer
14/1109
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2014:5691, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 22‑10‑2014; (Raadkamer)
Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2015:2786, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 22‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Bezwaarschrift gegrond verklaard. OM handelt in strijd met beginselen van behoorlijke procesorde.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
SAS-nummer: 14/1109
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift, op grond van artikel 552a Sv van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], aan de [adres],
verder te noemen: klager.
1. Het verloop van de procedure
Het klaagschrift, gedateerd 13 oktober 2014, is op 13 oktober 2014 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klager door mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam.
Het klaagschrift is ingediend door klager, onder wie het beslag is gelegd.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94a Sv gelegd beslag op het volgende voorwerp: een personenauto, merk Audi, type A3 met kenteken [kenteken].
Zakelijk weergegeven wordt geklaagd over het uitblijven van een last tot teruggave.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 22 oktober 2014.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, klager en de raadsman, mr. A.J. Admiraal, kantoorgenoot van mr. Roelse, gehoord.
De raadkamer heeft kennis genomen van het standpunt van de officier van justitie. In het dossier bevindt zich een eerst op 21 oktober 2014 bij de rechtbank binnengekomen proces-verbaal waarin de aanleiding voor de inbeslagneming van de auto is gerelateerd. Voorts is aanwezig een kennisgeving van inbeslagneming van de personenauto Audi A3 met kenteken [kenteken] onder klager op 22 juli 2014 in Hengelo.
2. De standpunten van klager, de raadsman en de officier van justitie
Standpunt van de klager en zijn raadsman
Klager maakt bezwaar tegen het uitblijven van een last tot teruggave. De raadsman heeft ter zitting het klaagschrift toegelicht. Bij beschikking van 1 oktober 2014 heeft de rechtbank het bezwaarschrift tegen het uitblijven van een last tot teruggave van de inbeslaggenomen auto aan klager gegrond verklaard en de teruggave gelast van de auto aan klager. Door het Openbaar Ministerie is geen gevolg gegeven aan de beschikking en evenmin is cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Op 3 oktober 2014 heeft de officier van justitie het beslag na verkregen machtiging van de rechter-commissaris op grond van artikel 103 Sv omgezet in conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een, naar aanleiding van het misdrijf waarvan verdachte wordt verdacht, op te leggen geldboete en/of een op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederechtelijk verkregen voordeel. De raadsman verzoekt opheffing van het beslag en teruggave van de auto aan klager.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard en het beslag, vanwege het strafvorderlijke belang, dient voort te duren.
Daartoe heeft zij aangevoerd dat klager wordt verdacht van overtreding van artikel 3 van de Opiumwet in de uitoefening van een beroep of bedrijf waarvoor ingevolge artikel 11 lid 3 Opiumwet een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Het is juist dat het Openbaar Ministerie geen cassatie heeft ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 1 oktober 2014 waarbij het bezwaarschrift van klager tegen het uitblijven van een last tot teruggave gegrond verklaard werd. Ook is juist dat niet onmiddellijk is overgegaan tot teruggave van de auto aan klager zoals door de rechtbank was gelast. In plaats daarvan heeft de officier van justitie met machtiging van de rechter-commissaris op 3 oktober het beslag omgezet in conservatoir beslag. De officier van justitie is van oordeel dat deze omzetting rechtmatig is gedaan nu op 3 oktober 2014 de auto nog niet teruggegeven was aan klager en derhalve nog in de macht was van het Openbaar Ministerie. Op 1 oktober 2014 had de officier van justitie immers al aangekondigd dat het de bedoeling was van het Openbaar Ministerie dat het beslag wordt omgezet in conservatoir beslag na verkregen machtiging van de rechter-commissaris.
Volgens de officier van justitie doet zich niet het geval voor dat hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
3. De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is ingevolge art. 552a lid 4 Sv bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen nu de inbeslagneming heeft plaats gevonden in het arrondissement Overijssel.
4. De ontvankelijkheid
Het klaagschrift is ontvankelijk.
5. De beoordeling
Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag als bedoeld in artikel 94a Sv. De rechtbank dient te onderzoeken of er ten tijde van zijn beslissing sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en of zich niet het geval voordoet dat hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen en of bij het indienen van een klaagschrift door een derde zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de indiener als rechthebbende moet worden aangemerkt.
Feiten en omstandigheden
Op 22 juli 2014 is op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op de hiervoor genoemde personenauto.
Overwegingen
In het onderhavige geval is sprake van strafvorderlijk beslag en heeft het Openbaar Ministerie met machtiging van de rechter-commissaris het beslag omgezet naar conservatoir beslag. Dat is gedaan nadat de rechtbank op 1 oktober 2014 het bezwaarschrift van klager tegen het uitblijven van een last tot teruggave van de op grond van artikel 94 Sv inbeslaggenomen auto gegrond verklaard had en de teruggave van de auto aan klager had gelast. Door de officier van justitie is geen cassatie ingesteld tegen die beslissing van de rechtbank. Evenmin is uitvoering gegeven aan de last van de rechtbank tot teruggave van de auto.
Artikel 94a Sv bepaalt, voor zover van belang, dat in geval van verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, voorwerpen in beslag genomen kunnen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen geldboete (eerste lid) dan wel een naar aanleiding van dat misdrijf op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (tweede lid).
Klager wordt verdacht van overtreding van artikel 3 onder B van de Opiumwet. Handelen in strijd met een in art. 3 onder B, C of D gegeven verbod is een misdrijf waarvoor een gevangenisstraf voor de duur van maximaal twee jaar of een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd volgens artikel 11 lid 2 van de Opiumwet. Een geldboete van de vijfde categorie kan volgens artikel 11 lid 5 Opiumwet worden opgelegd indien het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid. Onder grote hoeveelheid moet volgens art. 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit worden verstaan 200 of meer hennepplanten. Eveneens kan een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd indien sprake is van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat daarvan in de onderhavige zaak sprake is en heeft daartoe verwezen naar het proces-verbaal. De rechtbank heeft eerst op 21 oktober 2014 de beschikking gekregen over dat proces-verbaal. Daaruit blijkt dat sprake was van 160 aangetroffen planten en van een verdenking van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een hennepkwekerij. De rechtbank stelt vast dat in dit geval geen sprake is van een grote hoeveelheid als bedoeld in art. 11 lid 5 Opiumwet zodat oplegging van een geldboete van de vijfde categorie op die grond niet aan de orde is. Wel kan uit het dossier een verdenking worden afgeleid voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelen in strijd met artikel 3 onder B van de Opiumwet, strafbaar gesteld in artikel 11 lid 3 Opiumwet. Dit impliceert dat de gedane omzetting van het beslag naar conservatoir beslag op die grond op zichzelf gerechtvaardigd is.
Nu die omzetting evenwel heeft plaatsgevonden nadat door de rechtbank op 1 oktober 2014 al een beschikking tot gegrondverklaring van een eerder op 5 augustus 2014 ingediend bezwaarschrift tegen het uitblijven van een last tot teruggave van diezelfde auto was gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie gehandeld heeft in strijd met beginselen van een behoorlijke procesorde. Het is immers van tweeën een: ofwel de officier van justitie gaat in cassatie tegen de beschikking van de rechtbank en behoudt zich dus alle rechten voor, inbegrepen het recht om het beslag om te zetten naar conservatoir beslag, ofwel de officier van justitie volgt de beschikking van de rechtbank op en geeft de auto terug aan de beslagene.
In de onderhavige zaak heeft het Openbaar Ministerie beide niet gedaan: geen cassatieberoep ingesteld en evenmin de auto teruggegeven aan klager. In plaats daarvan is het beslag omgezet naar conservatoir beslag. Door aldus te handelen heeft het Openbaar Ministerie beginselen van een behoorlijke procesorde geschonden en zijn de belangen van klager geschaad.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat pas op 21 oktober 2014 het dossier inzake de verdenking van verdachte van overtreding van de Opiumwet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, aan de rechtbank ter beschikking is gesteld nadat door de rechtbank aan het Openbaar Ministerie al in een vroeg stadium - al vóór de behandeling van het eerste bezwaarschrift op 1 oktober 2014 en daarna nog weer met het oog op de behandeling van het tweede bezwaarschrift op 22 oktober 2014 - om nadere stukken was verzocht. Tot dan toe kon slechts beschikt worden over een uiterst summier dossier met daarin een verklaring van verdachte van 22 juli 2014 en een kennisgeving van inbeslagneming.
Conclusie
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bezwaarschrift gegrond verklaard moet worden en dat de auto teruggegeven moet worden aan klager.
6. De beslissing
De rechtbank verklaart het klaagschrift gegrond;
De rechtbank gelast dat het in beslag genomen voorwerp, zijnde een personenauto, merk Audi, type A3 met kenteken [kenteken] wordt teruggegeven aan de klager.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, ondertekend door de rechter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2014.