RFR 2020/27
Bopz. Mag Bopz-rechter na wraking een beslissing nemen over voortzetting ibs?
HR 01-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1691
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 november 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/01103
- Conclusie
P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS188209:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1691, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:629, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑06‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑02‑2019
- Wetingang
Essentie
Familieprocesrecht. Bopz. Inbewaringstelling. Wraking. Rechtsmiddelenverbod.
Wanneer is, ondanks het rechtsmiddelenverbod van art. 29 lid 5 Wet Bopz, een cassatieverzoek tegen een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling toch ontvankelijk? Onder welke omstandigheden mag – gelet op de korte beslistermijn van art. 29 lid 3 Wet Bopz – een rechter, die is gewraakt, toch zelf de beslissing nemen op het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling?
Samenvatting
In een procedure tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van een inbewaringstelling wraakt betrokkene de behandelend rechter onmiddellijk na aanvang van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.