NJB 2020/2433
Immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn. Instemming met verder uitstel (art. 7:10, lid 4, letter b, Awb) is op zichzelf beschouwd geen bijzondere omstandigheid om de redelijke termijn te verlengen
HR 09-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1574
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. Koopman, Wortel en Beukers-van Dooren
- Zaaknummer
20/00143
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Bezwaarfase
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑10‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑10‑2020
ECLI:NL:HR:2020:1574, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑10‑2020
- Wetingang
(art. 7:10 Awb)
Essentie
Immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn. Instemming met verder uitstel (art. 7:10, lid 4, letter b, Awb) is op zichzelf beschouwd geen bijzondere omstandigheid om de redelijke termijn te verlengen
Uitspraak
Hoge Raad, onder meer:
‘3.1
Het hof heeft vastgesteld dat zijn uitspraak volgde ongeveer zes jaar na het instellen van bezwaar, en geoordeeld dat belanghebbendes instemming met verder uitstel van de beslissing als bedoeld in artikel 7:10, lid 4, Awb niet is aan te merken als een bijzondere omstandigheid die deze behandelduur rechtvaardigt.
3.2
Bij de beoordeling van het tegen dit oordeel gerichte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.