Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
Artikel 47 Investeringssteun voor hulpbronnenefficiëntie en ter ondersteuning van de transitie naar een circulaire economie
Geldend
Geldend van 01-07-2023 tot 01-01-2027
- Bronpublicatie:
23-06-2023, PbEU 2023, L 167 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2023/1315)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2023, PbEU 2023, L 167 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2023/1315)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Mededingingsrecht / Groepsvrijstellingen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Investeringssteun ten behoeve van hulpbronnenefficiëntie en een circulaire economie is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
2.
De steun wordt toegekend voor de volgende soorten investeringen:
- a)
investeringen die de hulpbronnenefficiëntie verbeteren door een van deze beide of beide maatregelen:
- i)
een nettoreductie van de bij de productie van een gegeven hoeveelheid output verbruikte hulpbronnen, vergeleken met een reeds bestaand productieproces dat door de begunstigde wordt gebruikt of met in lid 7 vermelde alternatieve projecten of activiteiten. De verbruikte hulpbronnen omvatten alle verbruikte materiële hulpbronnen, met uitzondering van energie, en de reductie wordt bepaald door het verbruik vóór en na de uitvoering van de steunmaatregel te meten of te ramen, rekening houdende met aanpassingen voor externe omstandigheden die op het hulpbronnenverbruik van invloed kunnen zijn;
- ii)
de vervanging van primaire grondstoffen of brandstoffen door secundaire (hergebruikte, teruggewonnen of gerecyclede) grondstoffen of brandstoffen;
- b)
investeringen voor de preventie en beperking van afvalproductie, de voorbereiding voor hergebruik, decontaminatie en recycling van door de begunstigde gegenereerd afval of investeringen voor de voorbereiding voor hergebruik, decontaminatie en recycling van afval geproduceerd door derden dat anders niet zou worden benut, verwijderd of verwerkt met een verwerkingsmethode die lager in de prioritaire volgorde van de in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG bedoelde afvalhiërarchie staat, of op een minder hulpbronnenefficiënte manier, of tot een minder kwalitatieve recycling zou leiden;
- c)
investeringen voor het inzamelen, sorteren, decontamineren, voorbehandelen en behandelen van andere door de begunstigde of door derden geproduceerde producten, materialen of stoffen die anders niet of op een minder hulpbronnenefficiënte manier zouden worden gebruikt;
- d)
investeringen voor de gescheiden inzameling en sortering van afval met het oog op de voorbereiding ervan voor hergebruik of recycling.
3.
Steun voor activiteiten inzake afvalverwijdering en nuttige toepassing van afval om energie te produceren is op grond van dit artikel niet vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.
4.
De steun bevrijdt ondernemingen die afval produceren, niet van kosten of verplichtingen met betrekking tot de verwerking van afval waarvoor zij aansprakelijk zijn uit hoofde van Unierecht of nationaal recht, met inbegrip van regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, noch van kosten die als kosten van een normale bedrijfsvoering moeten worden beschouwd.
5.
De steun mag niet aanzetten tot de productie van afval of tot een intensiever gebruik van hulpbronnen.
6.
Investeringen in technologieën die een reeds winstgevende staande zakelijke praktijk in de hele Unie vormen, zijn niet vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag op grond van dit artikel.
7.
De in aanmerking komende kosten zijn de extra investeringskosten die worden bepaald door de totale investeringskosten van het project af te zetten tegen die van minder milieuvriendelijke projecten of activiteiten, die een van de volgende zijn:
- a)
een nulscenario bestaande uit een vergelijkbare investering die geloofwaardig zou zijn verwezenlijkt in een nieuw of reeds bestaand productieproces zonder steun en dat niet hetzelfde niveau van hulpbronnenefficiëntie behaalt;
- b)
een nulscenario bestaande uit de behandeling van afval op basis van een verwerkingsmethode die lager in de prioritaire volgorde van de in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG bedoelde afvalhiërarchie staat, of de behandeling van afval, andere producten, materialen of stoffen op een minder hulpbronnenefficiënte manier;
- c)
een nulscenario bestaande uit een vergelijkbare investering in een conventioneel productieproces waarbij primaire grondstoffen of feedstock worden gebruikt, indien het verkregen secundaire (hergebruikte of teruggewonnen) product technisch en economisch substitueerbaar is met het primaire product.
In alle in de eerste alinea, punten a) en c) genoemde situaties komt het nulscenario overeen met een investering met een vergelijkbare outputcapaciteit en levensduur die voldoet aan reeds van kracht zijnde Unienormen. Het nulscenario is geloofwaardig in het licht van wettelijke vereisten, marktvoorwaarden en prikkels.
Indien de investering bestaat in de installatie van een uitbreiding van een reeds bestaande faciliteit waarvoor geen minder milieuvriendelijk equivalent bestaat, of indien de aanvrager van de steun kan aantonen dat zonder steun geen investering zou worden gedaan, zijn de in aanmerking komende kosten de totale investeringskosten.
8.
De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 40 % van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen en met 10 procentpunten voor steun aan middelgrote ondernemingen.
9.
De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
10.
Op grond van dit artikel wordt geen steun toegekend voor investeringen om te voldoen aan Unienormen die zijn vastgesteld en van kracht zijn. Op grond van dit artikel kan steun worden toegekend voor investeringen om te voldoen aan reeds vastgestelde maar nog niet van kracht zijnde Unienormen, mits de investering ten minste 18 maanden vóór de inwerkingtreding van de norm is uitgevoerd en voltooid.