Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
Artikel 43 Exploitatiesteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen en van hernieuwbare waterstof in kleine projecten en hernieuwbare-energiegemeenschappen
Geldend
Geldend van 01-07-2023 tot 01-01-2027
- Bronpublicatie:
23-06-2023, PbEU 2023, L 167 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2023/1315)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2023, PbEU 2023, L 167 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2023/1315)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Mededingingsrecht / Groepsvrijstellingen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Exploitatiesteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen en van hernieuwbare waterstof in kleine projecten en hernieuwbare-energiegemeenschappen, met uitzondering van elektriciteit uit hernieuwbare waterstof, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder kleine projecten verstaan:
- i)
voor elektriciteitsproductie of -opslag: projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 1 MW;
- ii)
voor elektriciteitsverbruik: projecten met een maximale vraag van 1 MW;
- iii)
voor technologie voor warmteproductie en gasproductie — projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 1 MW of het equivalent daarvan;
- iv)
voor de productie van hernieuwbare waterstof — projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 3 MW of het equivalent daarvan;
- v)
voor de productie van biobrandstof, vloeibare biomassa, biogas (met inbegrip van biomethaan) en biomassabrandstof — projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 50 000 ton/jaar of het equivalent daarvan;
- vi)
voor projecten die volledig in handen zijn van een kmo en voor demonstratieprojecten — projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 6 MW of het equivalent daarvan;
- vii)
voor alleen windenergieprojecten die volledig in handen zijn van een micro- of kleine onderneming — projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 18 MW of het equivalent daarvan;
2 bis.
Steun ten behoeve van hernieuwbare-energiegemeenschappen is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag alleen vrijgesteld voor projecten met een geïnstalleerd vermogen of een maximale vraag van 6 MW of minder uit alle hernieuwbare bronnen behalve windenergie, waarvoor steun wordt toegekend voor installaties met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 18 MW.
2 ter.
Exploitatiesteun voor de productie van waterstof is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag alleen vrijgesteld wat betreft installaties die uitsluitend hernieuwbare waterstof produceren.
3.
Exploitatiesteun voor de productie van biobrandstof, vloeibare biomassa, biogas (met inbegrip van biomethaan) en biomassabrandstof is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag alleen vrijgesteld voor zover de gesteunde brandstoffen voldoen aan de criteria inzake duurzaamheid en broeikasgasemissiereducties van Richtlijn (EU) 2018/2001 en de uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen ervan, en die worden geproduceerd uit de in bijlage IX bij die richtlijn vermelde grondstoffen.
4.
Vervallen.
5.
De steun wordt beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is om het gesteunde project of de gesteunde activiteit uit te voeren. Deze voorwaarde is vervuld indien de steun overeenkomt met de nettomeerkosten (‘financieringskloof’) die noodzakelijk zijn om de doelstelling van de steunmaatregel te bereiken, vergeleken met het nulscenario waarin er geen steun wordt toegekend. Een nadere beoordeling van de nettomeerkosten is niet vereist indien de steunbedragen worden bepaald via een concurrerende biedprocedure, omdat die procedure een betrouwbare schatting oplevert van het minimum aan steun dat potentiële begunstigden nodig hebben.
6.
Steun wordt alleen gedurende de looptijd van het project toegekend.
7.
Steun wordt toegekend als opslag bovenop de marktprijs of in de vorm van een contract ter verrekening van verschillen, waartegen de producenten hun elektriciteit rechtstreeks op de markt afzetten.
8.
Begunstigden van steun zijn aan standaardbalanceringstaken onderworpen. Begunstigden mogen hun balanceringstaken uitbesteden aan andere, namens hen optredende ondernemingen, zoals aggregatoren. Voorts wordt geen steun uitgekeerd voor perioden waarin de prijzen negatief zijn. Voor alle duidelijkheid, dit geldt vanaf het tijdstip dat prijzen negatief worden.
9.
Kleinschalige installaties en demonstratieprojecten voor hernieuwbare elektriciteit kunnen steun krijgen in de vorm van directe prijssteun die de volledige exploitatiekosten dekt en kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om de geproduceerde elektriciteit op de markt te verkopen, in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Richtlijn (EU) 2018/2001. Installaties worden voor de toepassing van dit lid als kleinschalig beschouwd indien het vermogen ervan lager is dan de toepasselijke drempel overeenkomstig artikel 5, lid 2, punt b), of artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) 2019/943.