Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 74 Scheiding van levens- en schadeverzekeringsbeheer
Geldend
Geldend vanaf 06-01-2010
- Bronpublicatie:
25-11-2009, PbEU 2009, L 335 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: 2009/138/EG)
- Inwerkingtreding
06-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2009, PbEU 2009, L 335 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: 2009/138/EG)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het in artikel 73 vermelde gescheiden beheer is zodanig opgezet dat het levensverzekeringsbedrijf gescheiden is van het schadeverzekeringsbedrijf.
De belangen van hen die uit hoofde van een levensverzekering en hen die uit hoofde van een schadeverzekering verzekerd zijn, mogen niet worden geschaad, en met name komen de winsten uit de levensverzekeringen ten goede aan degenen die een levensverzekering hebben gesloten alsof de levensverzekeringsonderneming uitsluitend het levensverzekeringsbedrijf uitoefent.
2.
Onverminderd de artikelen 100 en 128 berekenen de in artikel 73, leden 2 en 5, bedoelde verzekeringsondernemingen:
- a)
een theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun levensverzekerings- of-herverzekeringsbedrijf. Deze vereiste wordt op basis van de in lid 6 bedoelde gescheiden boekhouding berekend alsof de betrokken onderneming alleen deze werkzaamheden zou verrichten; en
- b)
een theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun schadeverzekerings- of -herverzekeringsbedrijf. Deze vereiste wordt op basis van de in lid 6 bedoelde gescheiden boekhouding berekend alsof de betrokken onderneming alleen deze werkzaamheden zou verrichten.
3.
De in artikel 73, leden 2 en 5, bedoelde verzekeringsondernemingen dekken ten minste de volgende vereisten met een overeenkomstig bedrag van in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen:
- a)
de theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun levensverzekeringsbedrijf;
- b)
de theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun schadeverzekeringsbedrijf.
De in de eerste alinea bedoelde financiële minimumverplichtingen respectievelijk voor het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf mogen niet door het andere bedrijf worden gedragen.
4.
Zolang aan de in lid 3 bedoelde financiële minimumverplichtingen is voldaan en onder voorbehoud van kennisgeving ervan aan de toezichthoudende autoriteit mag de onderneming ter dekking van het in artikel 100 bedoelde solvabiliteitskapitaalvereiste de nog beschikbare expliciete in aanmerking komende eigenvermogensbestanddelen voor het ene of voor het andere bedrijf gebruiken.
5.
De toezichthoudende autoriteiten zien via een analyse van de resultaten van het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf erop toe dat de leden 1 tot en met 4 worden nageleefd.
6.
De boekingen moeten zodanig worden gedaan dat de bronnen van de resultaten van levensverzekeringen en van schadeverzekeringen gescheiden tot uiting komen. Alle inkomsten, met name premies, uitbetalingen van herverzekeraars, inkomsten uit beleggingen, en uitgaven, met name verzekeringsuitkeringen, stortingen in de technische voorzieningen, herverzekeringspremies en beheeruitgaven voor het verzekeringsbedrijf worden op basis van hun oorsprong onderverdeeld. De bestanddelen welke beide werkzaamheden gemeen hebben, worden geboekt volgens een verdeelsleutel die door de toezichthoudende autoriteit moet zijn aanvaard.
De verzekeringsondernemingen stellen aan de hand van de boekinghouding een document op waarin de in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen ter dekking van elk van de beide in lid 2 bedoelde theoretische minimumkapitaalvereisten duidelijk zijn onderscheiden, zulks overeenkomstig artikel 98, lid 4.
7.
Wanneer het bedrag aan in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen ontoereikend is voor de dekking van de in lid 3, eerste alinea, bedoelde financiële minimumverplichtingen, passen de toezichthoudende autoriteiten op het bedrijf in kwestie de maatregelen van deze richtlijn toe, ongeacht de resultaten van het andere bedrijf.
In afwijking van lid 3, tweede alinea, kunnen deze maatregelen vergunning tot een overdracht van expliciete in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen van het ene bedrijf naar het andere inhouden.