Einde inhoudsopgave
Verdrag van Unidroit inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1998
- Bronpublicatie:
24-06-1995, Trb. 1997, 46 (uitgifte: 25-02-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-1998, Internet 1998, www.unidroit.org (uitgifte: 01-07-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
De bezitter van een gestolen cultuurgoed dient het terug te geven.
2.
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt een cultuurgoed dat onrechtmatig is opgegraven dan wel rechtmatig is opgegraven, maar onrechtmatig in bezit wordt gehouden, geacht te zijn gestolen indien dit overeenkomt met het recht van de Staat waar de opgraving heeft plaatsgevonden.
3.
Elk verzoek tot teruggave dient te worden ingesteld binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf het tijdstip waarop de eiser de plaats waar het cultuurgoed zich bevindt en de identiteit van de bezitter ervan kende en, in elk geval, binnen een termijn van vijftig jaar te rekenen vanaf het tijdstip van de diefstal.
4.
Echter, een rechtsvordering tot teruggave van een cultuurgoed dat een integrerend deel vormt van een als zodanig aangewezen monument of van een archeologische vindplaats of dat deel uitmaakt van een openbare collectie is uitsluitend onderworpen aan de verjaringstermijn van drie jaar te rekenen vanaf het moment waarop de eiser de plaats waar het cultuurgoed zich bevindt en de identiteit van de bezitter ervan kende.
5.
Onverminderd het bepaalde in het vorige lid kan elke Verdragsluitende Staat verklaren dat een rechtsvordering onderworpen is aan een verjaringstermijn van 75 jaar of zo veel langer als in zijn wetgeving is bepaald. Een in een andere Verdragsluitende Staat ingestelde rechtsvordering tot teruggave van een cultuurgoed dat is verwijderd uit een monument, een archeologische vindplaats of een openbare collectie in een Verdragsluitende Staat die een dergelijke verklaring aflegt, verjaart eveneens binnen diezelfde termijn.
6.
De in het vorige lid bedoelde verklaring wordt afgelegd bij de ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.
7.
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder ‘openbare collectie’ verstaan een verzameling van geïnventariseerde of anderszins als zodanig aangewezen cultuurgoederen die behoort aan:
- a.
een Verdragsluitende Staat;
- b.
een regionale of lokale overheid van een Verdragsluitende Staat;
- c.
een godsdienstige instelling in een Verdragsluitende Staat; of
- d.
een instelling die is opgericht voor een essentieel cultureel, opvoedkundig of wetenschappelijk doel in een Verdragsluitende Staat en die in die Staat wordt erkend als een instelling die het algemeen belang dient.
8.
Daarnaast is een rechtsvordering tot teruggave van een gewijd cultuurgoed of een cultuurgoed dat van belang is voor een gemeenschap en dat wordt gebruikt door een tribale of inheemse gemeenschap in een Verdragsluitende Staat als onderdeel van traditionele of rituele gebruiken van die gemeenschap, onderworpen aan de op openbare collecties toepasselijke verjaringstermijn.