PJ 2018/4
Een melding betalingsonmacht in de zin van art. 23 Wet Bpf 2000 heeft ook betrekking op toekomstige premies.
HR 24-11-2017, ECLI:NL:HR:2017:3019
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 november 2017
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/04671
- Conclusie
A .G mr. L. Timmerman
- Vakgebied(en)
Pensioenen / Algemeen
Pensioenen (V)
Pensioenen / Pensioenuitvoering en -communicatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3019, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑11‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:986, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑09‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑10‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑08‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑07‑2016
- Wetingang
Art. 23 Wet Bpf 2000; art. 2, 10 BW
Essentie
Een melding betalingsonmacht in de zin van art. 23 Wet Bpf 2000 heeft ook betrekking op toekomstige premies.
Samenvatting
Dit geding betreft de vraag of de bestuurder van de werkgever persoonlijk aansprakelijk is voor betaling van de pensioenpremies aan een verplicht bedrijfstakpensioenfonds. De aansprakelijkheid was gegrond op art. 23 Wet Bpf 2000 en op onrechtmatige daad. Het hof heeft geoordeeld dat er een tijdige melding betalingsonmacht is gedaan door de bestuurder. Het cassatiemiddel klaagt dat het hof heeft miskend dat een melding van betalingsonmacht geen betrekking kan hebben op toekomstige premieverplichtingen. De Hoge Raad ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.