WR 2014/30
Woonruimte: voortzetting huur samenwonend kind na overlijden huurder/ouder? duurzame gemeenschappelijke huishouding; wederkerigheid in relatie tussen ouder/kind? omstandigheden van het geval in onderling verband
HR 17-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:93, m.nt. mr. Z.H. Duijnstee-van Imhoff (Ontbreken gemeenschappelijke huishouding)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 januari 2014
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
12/04600
- Conclusie
A-G Wissink
- Noot
mr. Z.H. Duijnstee-van Imhoff
- Roepnaam
Ontbreken gemeenschappelijke huishouding
- JCDI
JCDI:ADS917218:1
- Vakgebied(en)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:93, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2395, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑11‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑09‑2012
- Wetingang
(art. 7:268 lid 2 BW)
Essentie
Woonruimte: voortzetting huur samenwonend kind na overlijden huurder/ouder? duurzame gemeenschappelijke huishouding; wederkerigheid in relatie tussen ouder/kind? omstandigheden van het geval in onderling verband
Samenvatting
De vraag of sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in art. 7:268 lid 2 BW, moet volgens vaste rechtspraak worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval in onderling verband. De enkele omstandigheid dat een kind na zijn meerderjarig worden nog bij zijn ouder(s) in een gemeenschappelijke huishouding blijft wonen, brengt niet mee dat zij een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, omdat dan in de regel sprake ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.