Vgl. HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR2014:2748 en HR 6 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:8.
HR, 10-10-2017, nr. 16/03316 B
ECLI:NL:HR:2017:2652
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-10-2017
- Zaaknummer
16/03316 B
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:2652, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑10‑2017; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1079, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:1079, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑07‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:2652, Gevolgd
- Vindplaatsen
NbSr 2018/24
Uitspraak 10‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag op auto onder ander dan klaagster. Art. 134.2.a Sv. Uit door AG ingewonnen inlichtingen blijkt dat het inbeslaggenomen voorwerp aan klager is teruggegeven. Ingevolge art. 134.2.a Sv is het beslag daardoor beëindigd. Gelet hierop kan klaagster niet worden ontvangen in het cassatieberoep. Opmerking verdient dat hetgeen als belang bij het beroep is aangevoerd, te weten een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, ontoereikend is om te kunnen gelden als een rechtens te beschermen belang. In zo’n geval komt art. 80a RO voor toepassing in aanmerking.
Partij(en)
10 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/03316 B
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 juni 2016, nummer RK 16/326, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster] , gevestigd te [vestigingsplaats] .
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft R.B. Milo, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het ingestelde cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.
Het gaat in deze zaak om de inbeslagneming onder waarschijnlijk [betrokkene 1] van een Volkswagen Golf Variant, met kenteken [AA-00-BB] . De Rechtbank heeft bij de bestreden beschikking het klaagschrift van de klaagster strekkende tot teruggave aan haar van het inbeslaggenomen voorwerp ongegrond verklaard.
2.2.
Uit door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen blijkt dat het inbeslaggenomen voorwerp is teruggegeven aan de klaagster.
2.3.
Art. 134, tweede lid, Sv luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Het beslag wordt beëindigd doordat hetzij
a. het inbeslaggenomen voorwerp wordt teruggeven, dan wel de waarde daarvan wordt uitbetaald;
(...)"
2.4.
Gelet op het voorgaande is het beslag inmiddels beëindigd zodat de klaagster in het cassatieberoep niet kan worden ontvangen.
2.5.
Opmerking verdient dat hetgeen als belang bij het beroep is aangevoerd, te weten een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, ontoereikend is om te kunnen gelden als een rechtens te beschermen belang. In zo een geval komt art. 80a RO voor toepassing in aanmerking.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsherenY. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2017.
Conclusie 11‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag op auto onder ander dan klaagster. Art. 134.2.a Sv. Uit door AG ingewonnen inlichtingen blijkt dat het inbeslaggenomen voorwerp aan klager is teruggegeven. Ingevolge art. 134.2.a Sv is het beslag daardoor beëindigd. Gelet hierop kan klaagster niet worden ontvangen in het cassatieberoep. Opmerking verdient dat hetgeen als belang bij het beroep is aangevoerd, te weten een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, ontoereikend is om te kunnen gelden als een rechtens te beschermen belang. In zo’n geval komt art. 80a RO voor toepassing in aanmerking.
Nr. 16/03316 B Zitting: 11 juli 2017 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [klaagster] |
De Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, heeft bij beschikking van 16 juni 2016 het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave van een inbeslaggenomen personenauto, merk Golfwagen Variant, met kenteken [AA-00-BB], ongegrond verklaard.
Het cassatieberoep is ingesteld namens klager en mr. R.B. Milo, advocaat te Tilburg, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het onderhavige cassatieberoep merk ik het volgende op.
Uit namens mij bij het openbaar ministerie ingewonnen inlichtingen blijkt dat de personenauto op 20 januari 2017 aan klager is teruggegeven. Dit betekent dat het beslag op grond van art. 134 lid 2 onder a Sv is beëindigd. Klager heeft dan ook geen belang bij het cassatieberoep.1.
5. Namens mr. Milo heeft zijn kantoorgenoot, mr. Brinkman, bij schrijven van 7 juli 2017 gereageerd op de mededeling aan de raadsman dat het beslag was geëindigd. In dat schrijven is de stelling betrokken dat wel (voldoende) belang bestaat bij het cassatieberoep, in verband met de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de art. 552a Sv-procedure. Naar ik meen is dat geen in cassatie te behartigen belang, vgl. HR 15 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:289.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑07‑2017