Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/600
Schennis van de eerbaarheid (art. 239 Sr). HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 1 december 1970, NJ 1971/374, m.nt. C. Bronkhorst en HR 17 december 2013, NJ 2014/149, m.nt. N. Keijzer. Opvatting dat voor schennis van eerbaarheid a.b.i. art. 239 Sr is vereist dat het menselijk lichaam of delen ervan onbekleed waarneembaar zijn is onjuist omdat onder omstandigheden ook confrontatie met gedragingen waarbij menselijk lichaam of delen ervan niet onbekleed waarneembaar zijn voor normaal ontwikkeld schaamtegevoel kwetsend kunnen zijn.
HR 07-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:695
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 juni 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
20/02382
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:695, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑06‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:357, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑04‑2022
Essentie
Schennis van de eerbaarheid (art. 239 Sr). HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 1 december 1970, NJ 1971/374, m.nt. C. Bronkhorst en HR 17 december 2013, NJ 2014/149, m.nt. N. Keijzer. Opvatting dat voor schennis van eerbaarheid a.b.i. art. 239 Sr is vereist dat het menselijk lichaam of delen ervan onbekleed waarneembaar zijn is onjuist omdat onder omstandigheden ook confrontatie met gedragingen waarbij menselijk lichaam of delen ervan niet onbekleed waarneembaar zijn voor normaal ontwikkeld schaamtegevoel kwetsend kunnen zijn.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02382 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.