Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/15.2.3.2
15.2.3.2 De dwangsomveroordeling kwalificeert als een kennelijke misslag
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS377879:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
In zijn vonnis van 6 maart 2001 oordeelde de president van de Rechtbank Assen dat het nalaten van een maximum in het dictum van het vonnis een kennelijke misslag was. In dit geval was door de rechter in de overwegingen echter wel een maximum opgenomen, zie Burgerlijke Rechtsvordering, actuele informatie, april 2001, afl. 4. Dit geval zou zich mijns inziens naar huidig recht voor verbetering lenen, op grond van art. 31 Rv.
Blaauw acht misbruik van bevoegdheid met betrekking tot tenuitvoerlegging van de dwangsom-veroordeling ondenkbaar, zie R.M. Blaauw 1980, nr. 23.2. en R.M. Blaauw 1988; zie ook Van Nis-pen (Onrechtmatige Daad II), (oud), nr. 248. Beiden lijken echter in dit oordeel niet het geval te betrekken, waarin de dwangsomveroordeling als kennelijke misslag wordt gekwalificeerd.
In dit geval worden dwangsommen al vanaf de betekening van het oorspronkelijke vonnis verbeurd, aldus het Hof Arnhem 2 september 2003, NJF 2003, 76.
Het geval dat niet de hoofdveroordeling, maar de dwangsomveroordeling op een kennelijke misslag berust, zal zich - gezien de zeer ruime discretionaire bevoegdheid van de rechter ter zake - in de praktijk niet vaak voordoen. Wanneer hiervan evenwel sprake is,1 dan zou een verbod van executie van verbeurde dwangsommen op grond van misbruik van bevoegdheid, gezien het hiervoor genoemde criterium, in beginsel toewijsbaar zijn.2
Het toewijzen van een verbod van executie op deze grond is mijns inziens echter met de Beneluxregeling in strijd, waar de Gemeenschappelijke Memorie van Toelichting bij de dwangsomregeling bepaalt dat geen enkele opheffing, schorsing of vermindering van de dwangsomveroordeling mogelijk is, buiten het geval van art. 611d Rv. In ieder geval zal de rechter bij zijn oordeel dat van een kennelijke misslag sprake is, uiterst terughoudend moeten zijn; beter zou het zijn als de rechter de hier bedoelde mogelijkheid op grond van de Beneluxregeling uitdrukkelijk zou worden geboden.
In het geval de kennelijke misslag met betrekking tot de dwangsomveroordeling een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout betreft, die zich voor eenvoudig herstel leent, dan biedt art. 31 Rv overigens uitkomst: de rechter kan zijn uitspraak op verzoek van een partij of ambtshalve verbeteren.3