Einde inhoudsopgave
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1986. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-1983
- Bronpublicatie:
16-05-1986, Stb. 1986, 360 (uitgifte: 10-07-1986, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 18831 Overheid.nl: 18831)
- Inwerkingtreding
01-08-1986, terugwerkend tot: 01-01-1983
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-1986, Stb. 1986, 360 (uitgifte: 10-07-1986, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 18831Overheid.nl: 18831)
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Recht op uitkering heeft de minderjarige volle en halve wees van de deelnemer aan het verzet, mits deze op het tijdstip van zijn overlijden recht op buitengewoon pensioen ontleende aan het bepaalde in artikel 6 of zou hebben ontleend, indien hij op het tijdstip van het in werking treden van deze wet nog in leven was geweest.
2.
De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt naar behoefte individueel bepaald. Bij de vaststelling ervan wordt rekening gehouden met geëigende voorzieningen ter zake van kosten van onderwijs en opleiding.
3.
De in het eerste lid bedoelde uitkering kan zo nodig worden voortgezet tot uiterlijk het bereiken van de 27-jarige leeftijd, indien de betrokkene, hetzij in verband met een dagstudie, hetzij in verband met arbeidsongeschiktheid, door het ontbreken van andere geëigende voorzieningen op die uitkering is aangewezen.
4.
Op deze uitkering is het bepaalde in de artikelen 16 en 43 niet van toepassing.
5.
Voor de toepassing van deze wet worden onder minderjarige volle en halve wezen verstaan volle en halve wezen, die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn.