RvdW 2009, 1430
Invordering. Vervolg op HR 14 oktober 2005, NJ 2006, 30 m.nt. J.W. Zwemmer. Kennelijk onbehoorlijk bestuur en causaal verband als bedoeld in art. 36 lid 3 Invorderingswet 1990? Grenzen rechtsstrijd na verwijzing. Matigingsbevoegdheid rechter op grond van art. 53 lid 3 Invorderingswet 1990? Cassatieberep verworpen met toepassing van art. 81 RO.
HR 04-12-2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0855
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 december 2009
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels
- Zaaknummer
08/01113
- Conclusie
A-G Keus
- LJN
BK0855
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BK0855, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑12‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BK0855, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑10‑2009
Essentie
Invordering. Vervolg op HR 14 oktober 2005, NJ 2006, 30 m.nt. J.W. Zwemmer. Kennelijk onbehoorlijk bestuur en causaal verband als bedoeld in art. 36 lid 3 Invorderingswet 1990? Grenzen rechtsstrijd na verwijzing. Matigingsbevoegdheid rechter op grond van art. 53 lid 3 Invorderingswet 1990? Cassatieberep verworpen met toepassing van art. 81 RO.
Partij(en)
[Eiser], te [woonplaats], eiser tot cassatie, adv.: mr. P. Garretsen,
tegen
de Ontvanger van de Belangstingdienst/Rivierenland, voorheen de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen Gorinchem, te Gorinchem, verweerder in cassatie, adv.: aanvankelijk mr. M.J. Schenck en mr. G.R. den Dekker, thans mr. R.A.A. Duk.