Sturen met proceskosten
Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/3.1:3.1 Inleiding
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/3.1
3.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS594408:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Dit omdat hoofdstuk 4 over kostenconsequenties ook eindigt met vragen over de rechtspraktijk die met interviews beantwoord kunnen worden. Er is voor gekozen om één interviewstudie te houden naar de verschillende deelvragen op het gebied van zowel het verstorend procesgedrag als de kostenconsequenties daartegen. De opzet en resultaten van de interviewstudie worden daarom in een apart hoofdstuk 5 behandeld.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Bij een onderzoek naar een remedie tegen onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag rijst direct een niet te vermijden voorvraag: wat is onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag en hoe kan dit in de sleutel van het zojuist besproken toetsingskader worden gezet? Vertraging en hogere kosten zijn altijd relatief, want om daarvan te kunnen spreken moet ook een bepaalde norm bestaan over wat normaal is. Wat zijn de 'normale' tijd en kosten die bij een proces horen en wanneer is een bepaalde gedraging ten opzichte daarvan vertragend of kostenverhogend? En als een bepaalde gedraging vertragend of kostenverhogend is, wanneer is dit dan onnodig? Bij de beantwoording van de deelvraag ' Watzijnde onnodig vertragende en kostenverhogende gedragingen waarop de prikkels in de kostenveroordelingzich zouden moeten richten?' zal daarom eerst aandacht moeten worden besteed aan de definitie van 'vertragend', 'kostenverhogend' en 'onnodig'. Het kaf, onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag dat tegengegaan moet worden, moet worden gescheiden van het koren, namelijk procesgedrag waartegen geen remedie nodig is. Dit gebeurt in paragraaf 3.2, waarin met behulp van het toetsingskader een definitie is opgesteld.
Aan de hand van deze norm worden vervolgens concrete verstorende gedragingen besproken. In paragraaf 3.3 wordt weergegeven welke procesgedragingen in de literatuur genoemd worden als verstorende factoren in het proces. Die literatuur laat echter niet zien met welke concrete gedragingen de norm het zwaarst en veelvuldigst geschonden wordt, zo zal in paragraaf 3.5 worden geconcludeerd. Daarom worden de literatuurbevindingen aangevuld met een interviewstudie naar de ervaringen van rechters met wat volgens hen de meest onnodig vertragende en kostenverhogende gedragingen zijn. De resultaten uit de interviews, alsook de verantwoording ervan, zullen in hoofdstuk 5 aan bod komen (nadat in hoofdstuk 4 het geldende recht met betrekking op de kostenveroordeling is behandeld).1