NJB 2020/895:Betekening verstekmededeling art. 366 Sv en overschrijding van de redelijke termijn daarbij: daarvan kan sprake zijn het openbaar ministerie bij de betekening niet de nodige voortvarendheid heeft betracht. Van zo’n vertraging is in elk geval géén sprake: a) als de verstekmededeling binnen een jaar na de uitspraak geldig is betekend, hetzij aan de verdachte in persoon, hetzij op de wijze als is voorzien in artikel 588 lid 2 of lid 3 Sv; b) als de verstekmededeling binnen een jaar na de uitspraak geldig is betekend op de wijze als is voorzien in artikel 588 lid 1 onder b sub 3º Sv en bovendien blijkt dat het openbaar ministerie vervolgens – naast de plaatsing van de verdachte in het opsporingsregister – minimaal eenmaal per jaar heeft geprobeerd de verstekmededeling alsnog te betekenen hetzij aan de verdachte in persoon hetzij overeenkomstig het bepaalde in artikel 588 lid 2 of lid 3 Sv. In casu klaagt het cassatiemiddel terecht dat niet blijkt dat binnen een jaar na de uitspraak van het arrest van het hof een verstekmededeling is betekend en dat het openbaar ministerie minimaal eenmaal per jaar heeft geprobeerd alsnog een verstekmededeling te betekenen. Dit leidt tot strafvermindering