NJB 2021/2078:Groepsbelediging door de ‘Minder Marokkanen’-uitspraak van de politicus Wilders, art. 137c Sr. - Ras, art. 137c Sr: daaronder valt ook een groep mensen met eenzelfde nationale afstamming, zoals alle inwoners van Nederland met een Marokkaanse achtergrond. - Zich beledigend uitlaten, art. 137c Sr: bij het oordeel of een groep door een uitlating is beledigd, gaat het niet alleen om de woorden die zijn gebruikt, maar ook om de context waarin zo’n uitlating is gedaan. In casu is daarvan sprake, onder meer gelet op: verdachte’s goedkeuring aan het voorstel om slechts te spreken van ‘Marokkanen’ in het algemeen en niet van ‘criminele Marokkanen’; de keuze voor het stellen van drie vragen om zo de speech in kracht op te bouwen; en het door verdachte in zijn openbare speech doelbewust en in interactie met een daartoe vooraf geïnstrueerd publiek zeggen zich te willen inzetten voor ‘minder Marokkanen’, waarbij hij welbewust sprak over deze groep als geheel. - Status van politicus: dat de verdachte sprak als politicus maakt het voorgaande niet anders. Weliswaar moet een politicus zaken van algemeen belang aan de orde kunnen stellen, ook als hij daarmee anderen kwetst of verontrust, maar dat neemt niet weg dat hij in het publiek debat de verantwoordelijkheid draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat, waaronder uitlatingen die direct of indirect aanzetten tot onverdraagzaamheid. De vorm waarin de verdachte in dit geval zijn uitlatingen heeft gedaan, is onnodig grievend en overschrijdt die ook door een politicus in acht te nemen grenzen van de wet en grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Dat betekent dat het recht op vrijheid van meningsuiting in onder meer de zin van art. 10 EVRM niet in de weg staat aan een veroordeling voor groepsbelediging.