Sturen met proceskosten
Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/3.2:3.2 Begripsbepaling
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/3.2
3.2 Begripsbepaling
Documentgegevens:
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS594409:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het vorige hoofdstuk is betoogd dat het ideale civiele procesrecht een systeem is dat zoveel mogelijk kwaliteit van dienstverlening biedt tegen zo laag mogelijke individuele en collectieve kosten. De mate waarin daaraan wordt voldaan, wordt gemeten met de criteria kwaliteit van uitkomsten, procedurele kwaliteit, tijd en kosten.
Voor de laatste twee criteria geldt: hoe minder tijd en kosten worden besteed, hoe beter. Veel handelingen die tijd en/of geld kosten dragen echter wel bij aan de kwaliteit van uitkomsten en/of de procedurele kwaliteit. Een rechter zou bijvoorbeeld kunnen volstaan met een beslissing zonder nadere motivering. De rechter kan de beslissing dan sneller geven en het kost minder tijd. Een gemotiveerde uitspraak draagt echter wel positief bij aan de informational justice. Ook is een gemotiveerde verkeerde beslissing eenvoudiger in hoger beroep te corrigeren, waardoor de kwaliteit van de uitkomst verbeterd kan worden, dan een ongemotiveerde verkeerde beslissing.
Hetzelfde geldt voor advocaten die een pleidooi willen houden. Ook dit vertraagt de zaak en maakt deze duurder, maar het kan de kwaliteit van uitkomsten en de procedurele kwaliteit dienen. De rechter krijgt immers van beide kanten de argumentatie nog eens helder gepresenteerd om zo op basis van een vollediger beeld de juiste beslissing te nemen. De justitiabelen hebben het gevoel dat nog eens goed naar hun belangen wordt geluisterd door de beslisser, wat bijdraagt aan procedural justice. In deze voorbeelden kunnen de gemaakte extra tijd en kosten worden gezien als nodig in het licht van de andere criteria van het toetsingskader. In dat geval kan het snijden in tijdsverloop juist leiden tot ongerechtvaardigde haast.1
Er kunnen echter ook gedragingen plaatsvinden die extra tijd en/of geld kosten, maar die voorzienbaar niet positief bijdragen aan betere uitkomsten of procedurele kwaliteit. Denk bijvoorbeeld aan het opwerpen van een bevoegdheidsincident, waarbij voor iedereen al meteen duidelijk is dat er geen enkele grond voor onbevoegdheid is. Ook kan er procesgedrag vertoond worden dat weliswaar bijdraagt aan het bereiken van een uitkomst, maar waarbij kennelijk met een veel minder belastende gedraging hetzelfde bereikt had kunnen worden tegen minder tijd en/of kosten. Een voorbeeld is het rauwelijks dagvaarden van een ander, zonder eerst aan te manen ofte overleggen, waarna de ander direct bereid blijkt te zijn om te betalen.
Hiermee kan tot een definitie van de verschillende begrippen gekomen worden. Procesgedrag is vertragend, wanneer het zorgt voor meer bestede tijd door de betrokkenen en/of een langer tijdsverloop van het proces. Procesgedrag is kostenverhogend, wanneer het collectief en/of de private betrokkenen per saldo meer kosten moeten maken. Vertragend en kostenverhogend procesgedrag kan te rechtvaardigen zijn, wanneer het de andere criteria ten goede komt. Er is echter sprake van onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag wanneer de extra tijd en kosten voorzienbaar niet leiden tot een betere uitkomst en/of procedurele kwaliteit of wanneer deze betere uitkomst en/of procedurele kwaliteit kennelijk ook door een minder belastende gedraging bereikt had moeten worden. Deze definitie is als werkdefinitie ook voorgelegd aan de geïnterviewde rechters en kreeg daarbij brede steun. Wel werden door enkele rechters vragen gesteld over de term voorzienbaar' en werd gefilosofeerd over de vraag of het had moeten worden' , had kunnen worden' of had moeten kunnen worden' zou moeten zijn. Die punten zullen daarom nu reeds worden verantwoord; de interviewresultaten komen verder aan bod in hoofdstuk 5.2
Met de term voorzienbaar' wordt voorkomen dat partijen verstorend procesgedrag kan worden aangewreven op grond van wijsheid achteraf. Zo is een artikel 843a Rv-verzoek dat wordt afgewezen achteraf gezien misschien niet nodig geweest voor een betere uitkomst of procedurele kwaliteit, maar partijen moeten soms risico kunnen nemen en wat proberen om de zaak naar zich toe te trekken. Alleen als het een redelijke partij vooraf duidelijk had moeten zijn dat een dergelijk verzoek geen enkele kans van slagen zou hebben, was het voorzienbaar dat de extra tijd en kosten niet tot een betere uitkomst of procedurele kwaliteit zou leiden.3 Een rechter wees er dan ook terecht op dat met voorzienbaar' de voorzienbaarheid voor partijen moet worden bedoeld, niet de voorzienbaarheid voor de rechter zelf.4
Hetzelfde geldt voor de term 'kennelijk'. Als een verhuurder voor elke gemiste maandelijkse huurtermijn de huurder opnieuw dagvaardt, terwijl hij ook in één procedure meerdere termijnen had kunnen vorderen (al dan niet door middel van een vermeerdering van eis), had dat kennelijk minder belastend gemoeten. Daarentegen kan het een gedaagde meestal niet worden aangerekend dat hij tal van verweren heeft opgeworpen, terwijl zijn bevoegdheidsverweer reeds slaagt. De andere verweren hebben dan weliswaar tot meer leeswerk voor eiser en rechter geleid, maar van partijen kan niet worden verwacht dat ze van tevoren precies weten welk punt gaat slagen en welk niet. In dat geval hoefde het dus niet kennelijk' minder belastend, door alle andere verweren achterwege te laten.
Aan het eind van de definitie staat moeten' in plaats van kunnen' ,omde normativiteit te benadrukken en de reikwijdte van de definitie iets in te perken. Het gaat er niet zo zeer om of een minder belastende gedraging had gekund, maar of aan de verstorende partij kan worden toegerekend dat niet voor die minder belastende gedraging is gekozen. Die norm voor toerekening is niet precies door mij ingevuld, hetgeen ruimte openlaat om later aan de hand van de interviews de rechterlijke visies op die invulling te verkrijgen. Na die interviews wordt in hoofdstuk 7 en 8 bovendien bekeken of toerekening op grond van (subjectieve) verwijtbaarheid zou moeten plaatsvinden of op basis van risico.
Al met al is de definitie goed hanteerbaar gebleken in het vervolg van dit onderzoek, met name bij de interviewstudie. Daaraan moet overigens niet de conclusie worden verbonden dat de term onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag en de definitie ook als zodanig in de wet- en regelgeving moeten worden opgenomen.5
Omdat onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag' een hele mond vol is, zal voor hetzelfde begrip meestal de term verstorend procesgedrag' gebruikt worden. Ten slotte moet er bij de zoektocht naar verstorend procesgedrag nog een assumptie worden gehanteerd met betrekking tot het criterium van procedurele kwaliteit. Die assumptie is dat rechtsregels in het burgerlijk procesrecht van goede procedurele kwaliteit zijn en dat het overtreden van dergelijke regels niet kan worden aangemerkt als een gedraging die betere procedurele kwaliteit oplevert.